dinsdag 30 juni 2009

Een opgezwollen vijftiger met zwartgeverfd haar en een klapperend kunstgebit


Het idee dat Michael Jacksons Neverland misschien zijn laatste rustplaats wordt - in combinatie met een groots opgezet herdenkingsmuseum annex pretpark - doet meteen denken aan Graceland. Het is al meer dan tien jaar geleden dat ik een persreis maakte voor sQueeze, de eerste Nederlandse gay glossy die vorig jaar ter ziele ging. We vlogen op Memphis, waar alles Elvis ademde.

Met vier andere journalisten begonnen we onze reis in de bluesstad, om langs de Mississippi af te zakken tot de stad Jackson (what's in a name). Onderweg bekeken we katoenplantages, de loopgraven bij Vicksburg, het universiteitsstadje Oxford, het met casino's volgeplempte kunstmatige eiland bij Tupelo (gokken op het vasteland was verboden) en de trailerparken met hilbillies en rednecks aan de ene kant, en arme negers aan de andere kant van de snelweg in het enige stadje waarvan ik de naam ben vergeten.

Uiteraard mocht een bezoek aan Graceland in Memphis niet ontbreken. Een audiotour die was ingesproken door Priscilla Presley leidde me door de potsierlijk ingerichte vertrekken van de enorme mansion (hoe noem je zo'n woning eigenlijk in het Nederlands? Het is te ordinair voor een villa en te kitsch voor een landhuis). De jungle-kamer, vol dierenhuiden en een bank in luipaardprint, ertegenover een wand met meer dan tien enorme beeldbuizen. De keuken, waar Elvis iedere dag genoot van zijn sandwich met peanutbutter en banana (in mijn koptelefoon hoorde ik hoe Priscilla een beetje overgaf in haar mond). De tuin met het graf, waar zogenaamd Elvis lag begraven. Het hek om het landgoed was van voor naar achter behangen met geplastificeerde liefdesuitingen en dito bloemen.

In Memphis bezochten we ook de Sun Studio's waar artiesten als Elvis en BB King hun platen opnamen, aten we fried pickles op weg naar het geboortehuis van The King en mochten we in Lisa Marie, zijn met bladgoud beklede privévliegtuig. Maar de meeste indruk maakte Graceland Too. Aanvankelijk weigerde de pr-dame af te stappen van het officiële programma, want Graceland Too zou niets toevoegen aan onze persreis en bovendien had ze liever niet dat we erover schreven.

Want wat bleek nou: Graceland Too was het woonhuis van ene Paul McLeod, een opgezwollen vijftiger met zwartgeverfd haar en een klapperend kunstgebit die compleet geobsedeerd was door zijn held. Zijn huis was in de loop der jaren volgeslibt met Elvis-memorabilia - de wanden behangen met honderden singles en elpees, vergeelde krantenknipsels, muffe optreedpakken, duizenden foto's van Elvis in zijn goede tijd en nog véél meer van de uitgerangeerde vetzak van niet veel later. Het museum was (en is nog steeds) 24 uur per dag geopend. Wie op de deur klopt krijgt gegarandeerd entree - als McLeod zelf niet thuis is neemt zijn zoon de honneurs waar: een jongen met een vetkuif die luistert naar de naam (je raadt het al) Elvis Aaron Presley McCleod.

Van iedere bezoeker wordt steevast een foto gemaakt, die ook weer ergens op de overvolle muren komt te hangen. Ook ik hang tussen de tienduizenden polaroids, al zou ik niet weten waar. En over een jaar of twintig is er ongetwijfeld ook een Neverland Too, waar ik ook heel graag wil komen te hangen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten