maandag 28 februari 2011

Onze puppies

In oktober 2008 hadden we een nest puppies. Het waren er zes en ook nog eens van een heel bijzonder ras: het ging om de Japanse Shiba Inu, een soort poolhond in dwergvorm. Als pup hebben ze al een dikke vacht, wat ervoor zorgt dat ze er vanaf het begin op hun allercutest uitzien.

Nu hadden we die pups natuurlijk niet zelf thuis. We bekeken ze via een webcam, want de pups woonden in het verre San Francisco. Ze sliepen in een bench en hadden daaromheen een afgeschermde speelruimte, waar ze als tazmanian devils rondrenden.

In het begin lagen de zes pups vooral te slapen. Zo'n beetje iedere keer dat we keken, dus op een gegeven moment was de lol er wel af. Maar na een paar weken kregen de beestjes de geest. Ze begonnen te ravotten, aan elkaar te knagen, te spelen met de pluche winterpeen en dito pompoen, hingen aan hun moeder of buitelden over elkaar heen.

Al gauw werden het onze puppies. Er waren drie meisjes, Autumn, Ayumi en Amaya, en drie jongens: Aki, Akoni en Ando. Ze hadden elk een eigen kleur halsband om, wat het voor ons makkelijk maakte om ze uit elkaar te houden. Al snel was Ando favoriet: een rauwdouwer die z'n wat sukkelige zusje Ayumi op de huid zat. Aki en Akoni sloopten steevast alle kussens uit de bench, om er vervolgens al saltoënd overheen te schijten.

Op een nacht werd ik wakker van een schril gepiep. Gealarmeerd stoof ik de trap af naar beneden. De laptop stond nog open, zag ik. Op de webcam was te zien hoe Ayumi bekneld was geraakt tussen de bench en het hek. Het arme diertje gilde het uit. Tot mijn geruststelling zag ik dat de chatbox overliep met berichten van verontruste medekijkers. Ik was niet de enige die de ondergang van Ayumi live mee zat te maken. Integendeel: op hetzelfde moment keken er zo'n 30.000 mensen naar de martelgang. Vanaf die dag moest de laptop mee naar bed.

Uiteindelijk kwam alles goed. De pups werden bij nieuwe baasjes ondergebracht en via de mail kregen we af en toe een mededeling dat Autumn of Amaya weer even voor de webcam plaats zou nemen. Maar zo'n bijna volgroeide pup in z'n eentje, daar was niet veel aan.

Maar nog steeds hoor ik die opgewonden hondenstemmen door ons huis schallen. Gelukkig heb ik de kalender nog...

donderdag 24 februari 2011

Crush: Cee Farrow



Een ontzettende eendagsvlieg, helaas. Maar wat een hit.

vrijdag 18 februari 2011

De voorleesmoeder from hell

Ik zag net dat mijn kleuterjuf nog niet dood is. Oké, dat zal ik iets positiever insteken: ik zag net dat mijn kleuterjuf nog leeft. Best opmerkelijk, want toen ik eind jaren zeventig bij haar in de klas zat vond ik haar al een oma. Ze had een asblonde krullenpermanent en een uilenbril waar haar kraalogen zowat doorheen puilden. Verder droeg ze geruite broekrokken en laarzen met blokhakken waarmee ze ons door het lokaal vooruittrapte. We noemen haar juf Plat. Juf Plat was geen lieve juf. Ik weet nog dat ze op een dag zei: 'Jongens, we gaan even papier uit de berging halen.' We, dat zijn juf en ik, dacht ik, en ik liep met haar mee. In al haar voluptueusheid draaide ze zich naar me om en gilde hoog boven me uit torenend door de gang: 'Loop me niet achterna! Ik ben je hóndje niet! Ga naar je plaats!'

Vanaf dat moment was het oorlog. Juf Plat had de gewoonte ons te laten wachten op de mat in het halletje, als er moeders bij het ophalen te laat waren. Nu was die mat gemaakt van keiharde stekels, waar je je benen 's zomers lelijk aan kon openhalen. Het kon juf Plat geen donder schelen. Wie het waagde te blijven staan, duwde ze met haar hand op het hoofd langs de muur naar beneden.

Ik was een bijzonder kind. Bijzonder in de zin dat ik mezelf op mijn vierde had leren lezen en schrijven. Mijn moeder weet nog goed hoe ik tegenover haar zat terwijl zij de krant zat te lezen, toen ik haar vroeg: 'Mama, wat is een reageerbuisbaby?' Had ik op de kop mee zitten lezen. Ik wist nog niet eens hoe baby's normaal gesproken tot stand kwamen, maar afijn, dat las ik dus al.

Op school had ik de gewoonte mijn klasgenootjes voor te lezen in de bouwhoek. Ademloos en met open mond luisterden ze hoe ik verhaalde van de belevenissen van Dikkie Dik en consorten. Maar telkens als juf Plat mij daarop betrapte, rukte ze het boek uit mijn handen en gilde ze naar de kinderen: 'Het is spéélkwartier! Jullie moeten spélen!' Toen eens een stagiaire vol bewondering riep: 'Dat jongetje kan al lezen!', dan haalde juf Plat verongelijkt haar schouders op en zei: 'Ja, en over een paar jaar kunnen ze het allemaal.'

Hou dat voorlezen even vast, want we maken een sprong naar groep zeven. Inmiddels zaten er geen kindertjes naar mijn gelees te luisteren. Ja, hun mond stond weliswaar open, maar dat was om me voor leerpik uit te schelden. Niet dat me dat veel uitmaakte, ik compenseerde dat door ze sommen fout uit te leggen of verkeerd voor te zeggen, als de meester mij als hulpje inschakelde (pedagogisch gezien een monsterlijke zet natuurlijk, om een kind tot assistent te promoveren, maar daarover later meer). Ik sloot een deal met de grootste pestkoppen: alleen als ze me met rust lieten, liet ik zien hoe het moest. Dat hielp bij iedereen, op één irritant knulletje na...

Op een dag ontstond er een leesmoedertekort. Wederom werd ik als vrijwilliger ingezet, om een van de leesgroepjes te begeleiden waarbij de kindertjes om beurten een pagina moesten voorlezen. Nu wilde het toeval dat precies in mijn groepje dat irritante knulletje zat. Nu moet je weten dat het joch stotterde dat het een aard had. Aangezien ik in charge was, bedacht ik de volgende regel: iedereen die bij het voorlezen een fout maakte, kreeg een klap. Met het boek. Op zijn hoofd. En zo gebeurde het dat ik het jongetje te lijf ging met het boek 'Tup en Joep en de olifant'. Voor elke stotter een klap. Ik timmerde er net zo lang op los totdat een van de leesmoeders besloot in te grijpen. Ik heb nooit meer hoeven voorlezen. En het stotterende jongetje? Dat hield op met pesten. En hopelijk stottert hij nu nog!

Justify My Love

In één woord: wow. De nieuwe video van Beth Ditto is een classy eerbetoon aan Madonna's Justify My Love, compleet met voguende dansers en raadselachtige erotiek in hotelkamers.







Ik kan 'm helaas niet insluiten, maar klik hier en hij is te zien.

Vreemd overigens, dat Lady Gaga meteen beticht wordt van plagiaat, terwijl zo'n Beth er wél mee wegkomt. Wel fijn dat ze solo is, nu. Haar soulstrot klinkt net zo lekker op dance als op rock/punk.

dinsdag 15 februari 2011

Tongen

Ongegeneerd in het openbaar iemand aflebberen. Verstandige mensen doen dat niet, tenzij stomdronken of smoorverliefd. Nu was het gisteren natuurlijk Valentijnsdag. We zaten in ons vaste buurteetcafé aan de kaasfondue toen er een piepjong kereltje binnenwandelde met in zijn kielzog een struise meid die zeker vijf jaar ouder leek.

Even tussendoor: wat is dat met die knulletjes, tegenwoordig? Is het de mode, de haardracht of een combi van die twee? Ze zien er allemaal uit als mietjes. Met asymmetrische kapsels waar tot voor kort alleen relnichten mee rondliepen, gestylede pony's waar ze de hele tijd aan frunniken, skinny jeans die ónderaan hun billen hangen zodat je hun - liefst roze - onderbroek goed kunt zien. Dit jongetje had Justin Bieber-haar. Alsof je een gat in een voetbal knipt en dat daar dan een gezichtje uitsteekt.

Goed, het jongetje bleek wel degelijk iets te hebben met het meisje. Ze hadden duidelijk zin in Valentijn. Ze zaten nog niet of het meisje stak haar tong diep in zijn keel. Het jongetje kreeg prompt een rood hoofd, hoogstwaarschijnlijk omdat ik hem strak bleef aankijken. Toen ging hij over tot de orde van de zoen, daarbij slurpende geluidjes makend.

De serveerster, een schor hockeymeisje met een brakke R, onderbrak het stel abrupt met de vraag: 'En, tortelduifjes, wat willen jullie drrrinken?' Meisje veegde haar mond af en vroeg om 'een Wit Wijntje'. 'Een Wit Wijntje voor jou. En jij?' 'Doe mij ook maar een witte wijn', stamelde de jongen, nog steeds met een rode kop. 'En nog een Wit Wijntje. Komt errrraan.'

Het tongen hervatte zich in volle hevigheid. De Wit Wijntjes arriveerden en het koppeltje bestelde samen een pan mosselen, die ze elkaar een half uur later begonnen te voeren. Van het Wit Wijntje had de jongen een rodewangenhoofd gekregen, of het waren de naweeën van het zoenen natuurlijk.

Het meisje had plotseling een ingeving. Ze stak een mossel in haar mond en begon het jongetje weer te tongen. Zo wisselden ze de mossel een paar keer uit, wat best een vies gezicht was: twee roze natte tongen die een uit elkaar getrokken crèmekleurige substantie van a naar b verplaatsten.

We keken naar onze kaasfondue. Zouden we ook even? Maar nee, dat zou alleen maar geklieder geven. Verstandige mensen dóen dat niet.

maandag 14 februari 2011

Vrouwen met een bruggetje

Tijdens mijn studie aan de Utrechtste School voor Journalistiek had ik tijd zat om ernaast te werken. Dat deed ik aanvankelijk door kantoren en TBS-klinieken schoon te maken, maar daarover een andere keer meer. Vandaag gaat het over mijn eerste echte baan, bij het glossy mannenblad sQueeze.

Het blad werd destijds uitgegeven door een reclamebureau uit Rotterdam, dat speciaal voor sQueeze een uitgeverij had opgericht: Maximum Media. Over dat reclamebureau wil ik het nu hebben. Het was mijn eerste echte ervaring met hoe volwassen mensen kantoortje spelen, en alles wat daarbij komt kijken. Samen lunchen bijvoorbeeld, en de wekelijkse woensdag-, donderdag- en/of vrijdagmiddagborrel.

Waar andere bedrijven het houden bij bier of een slobberwijntje, werden hier ladingen wodka vergoten. De mensen die er werkten waren allemaal op hun eigen manier kleurrijk. Er werd dan ook wat afgebabbeld. Tijdens de lunch waren dode Bekende Nederlanders een dankbaar gespreksonderwerp. Een van de directeuren had een fictief eiland verzonnen waarop BN'ers zich terugtrokken als ze het zat waren om herkend te worden. Dus elke keer als er weer een BN'er dood neerviel was het raak. 'Goh, wat leuk hè, dat Leen Jongewaard een café heeft geopend op het eiland.' 'We zagen Annie M.G. Schmidt al met haar wandelstok op de bar rammelen: 'waar blijft die neut!'' 'En Georgette Hagendoorn maar acteren dat ze Annie níet irritant vond.' 'Wat een vakvrouw hè, die Georgette. Toch jammer dat ze haar acteercarrière heeft ingeruild voor een bestaan als dakdekker van rieten strandstoelen.'

Zo ging dat zo'n beetje elke dag, als ze het niet hadden over rustieke interieurinrichtingen met veel terracotta potten erin. De trend destijds was 'Toscaans'. Mensen verfden hun kasten met grondverf, schuurden die vervolgens er half weer af, om het meubel daarna te lijf te gaan met een spons en - heel belangrijk - gele verf. Zo'n beetje alles dat neigde naar pastel was eigenlijk 'Toscaans', maar de kleur geel was dat toch wel het meest. Het duurde niet lang of de gekste dingen hadden een Toscaanse interpretatie. Had iemand de wc niet doorgetrokken, dan 'lag de pot er wel heel Toscaans bij.'

Afijn, ik dwaal af. Borrelpraat was er natuurlijk ook, in alle ranzige gradaties. Wij doken vanuit ons homohoekje bovenop de wodka en hoorden tijdens dergelijke vrijdagmiddag-gelagen de heterocollega's uit. Zo kwamen we erachter dat veel mannen het opwindend vinden wanneer vrouwen 'zo'n geil bruggetje' hebben. Een bruggetje krijgt een vrouw wanneer ze in spijkerbroek zó superslank is dat de binnenkanten van haar bovenbenen elkaar niet raken. Staat zo'n vrouw met haar bruggetje voor bijvoorbeeld een raam of een beamer, dan schijnt er licht doorheen. De vagina is op die manier in wezen het bruggetje tussen het linker- en het rechterbeen. En dat vonden die mannen dus een opwindend gezicht. Vooral de eerder genoemde directeur vond het schitterend.

Nu was er in ieder geval één collega die over een dergelijk bruggetje beschikte. Ze werd dan ook met complimenten overladen wanneer ze in spijkergoed het pand betrad, wat in feite een indirecte aanmoediging was. Natuurlijk werd in haar nabijheid nooit over haar bruggetje gesproken, maar ik zag ze naar elkaar kijken als ze voorbijkwam, die mannen.

En zoals dat gaat in dit soort bedrijven, ging uiteindelijk de directeur er met het bruggetje vandoor. Voor zover ik weet heeft hij z'n bruggetje nu nog, al is moeilijk vast te stellen wat daar na ruim vijftien jaar nog van over is...

zaterdag 12 februari 2011

Smetteloze Ton en smerige Bas

Voor ik mijn huidige vriend leerde kennen, had ik een serie kortstondige affaires. Stuk voor stuk hele leuke kerels natuurlijk. Maar sommigen hadden iets vreemds. Een tic, of gewoon iets heel bizars. Kort na elkaar leerde ik twee types kennen die in alles elkaars tegenpool waren.

We beginnen met Ton. Dat is niet zijn echte naam, maar wel bijna. Ton was docent op een basisschool en zo zag hij er ook uit. Zijn dagelijkse kledij bestond uit keurige schoenen en een frisgewassen trui. Zijn al even frisgewassen hoofd had dat guitige waar verder alleen Jochem van Gelder mee wegkomt. Z'n knalblauwe kijkers stonden al even fris in dat vrolijke hoofd.

Ton woonde in een soort tandartsenpraktijk. Alles was er van roestvrij staal, behalve de strakleren bank en de lichtgroene linoleum vloer die door z'n hele huis lag. Dat laatste was beslist niet fijn als je met je blote voeten uit bed stapte, maar dat gebeurde dan ook nooit. Ton vond het namelijk vies dat er overal zweetvoetafdrukken op het linoleum zouden komen, dus aan mij het verzoek een paar gastpantoffels aan te schaffen. Nieuw natuurlijk, want je zou maar met pantoffels aan komen zetten die met andere, gevaarlijke, met kattenharen bedekte of anderszins vervuilde vloeren in aanraking waren gekomen.

Ton had een hele lijst regels: schoenen uit op de gang. Gingen we eten afhalen, dan mochten de plastic bakjes onder geen beding direct op het aanrecht worden gezet: eerst een placemat pakken, die afwassen, dan de onderkant van de bakjes afwassen en op de placemat placeren. Gebruikte je de kraan, dan gelieve deze daarna af te drogen met een wegwerpdoekje. Ton kon trots vertellen dat hij de hele zondag bezig was geweest met het afnemen van de lamellen, met spiritus en alcohol. Het hele huis rook naar een combinatie van chloor, ontsmettingsmiddel en andere schoonmaakmiddelen. Gelukkig kon er maar weinig vies worden, want Ton had geen spullen die in de weg stonden, laat staan van die vieze, zuurstof producerende planten. Alles was strak, kaal en smetteloos.

Tot er op een dag een grote dikke kat in het trapportaal zat. Ik was uit geweest en bleef voor het gemak bij Ton slapen. Die lag al in bed, dus ik maakte hem wakker met de vrolijke mededeling: 'Moet je kijken wie ik bij me heb?' Op mijn arm de woest tegenspartelende kat, die kans zag te ontsnappen en de woonkamer inrende. Ton schoot als door een adder gebeten uit bed, rende – op blote voeten, een saillant detail – de kat achterna en joeg hem luid joelend het huis uit. Ik stond er een beetje schaapachtig bij te kijken hoe hij z'n hele woonkamer volzette met emmers sop, dweilgerei en andere schoonmaakspullen. De eerste keer heb ik meegeholpen, maar Ton heeft een week lang zijn hele huis twee keer per dag grondig moeten reinigen voordat hij zich weer een beetje op z'n gemak voelde.

Exit Ton, enter Bas. Over Bas moet ik eerst vertellen dat ik hem al een keer had gesproken, in het Utrechtse openbaar vervoer. Ik was op weg naar een studiegenoot, in mijn handen zo'n gratis doorzichtig Albert Heijn-tasje met daarin twee kipfileetjes. Dit lijkt onbelangrijk, maar komt terug aan het eind van dit verhaal, goed onthouden dus. Ik hing in het gangpad en Bas zat op de bank naast me. Hij observeerde me van top tot teen, dus ik besloot hetzelfde bij hem te doen. Bas was een Pirate of the Carribean avant-la-lettre: hij had woest, lang, asblond haar, een slordige stoppelbaard en een laconieke oogopslag zoals je die ook wel tegenkomt bij zwervers die je een straatkrant proberen te verkopen. Hij droeg gevaarlijke cowboylaarzen, een versleten spijkerjack en dito spijkerbroek, zij het in een andere grauwzwarte kleur.

Al met al maakte hij in al z'n slonzigheid zo'n diep mysterieuze indruk, dat ik besloot naast hem te gaan zitten. We raakten in gesprek over de kipfilets, ik vertelde waar ik studeerde, Bas dat hij iets wazigs deed in de ICT. Daarna zwaaide hij me uit omdat ik er uit moest. Breed lachend keek hij me na, waarbij hij ook nog een hoektand bleek te missen.

We maken een tijdsprong van ongeveer een half jaar. Tijdens een avond stappen stond Piraat Bas plotseling voor m'n neus, z'n haar nog langer en woester dan de vorige keer, maar nu wel keurig geschoren. Hij droeg min of meer dezelfde kleding en bij nadere inspectie bleek de ontbrekende hoektand een kies te zijn geweest.

Een paar dagen later spraken we af, op mijn verzoek bij hem thuis. Dat vergde enig aandringen. Bij aankomst bleek precies waarom. Bas woonde in het meest verwaarloosde interieur dat ik ooit heb gezien, geheel in stijl ook nog eens in een van de gruiziger stadsdelen van Utrecht.

Gek genoeg – maar god zij dank – was Bas erg schoon op zichzelf. De waslijn vol zwartgrijze kleren benam in eerste instantie het zicht op de rest van het huis, maar dit is ongeveer wat ik aantrof. Eerst de keuken. Op het aanrecht pannen vol aangekoekte etensresten, borden met beschimmelde macaroni, rijstkorrels in alle hoeken, gaten en plinten, werkelijk overal waar je keek. Over de kraan hing een grauw uitgeslagen theedoek. Overal halfvolle glazen met een schuimkraag erop of juist een vel.

De woonkamer stond ook vol met glazen en borden. Zelfs onder het kussen van een van de gestoffeerde – en plakkerige, nee kléverige – fauteuils vond ik een bord, deze keer met bedorven spaghetti. Het vloerkleed – vol vlekken natuurlijk – lag bezaaid met proppen papier, gebruikte zakdoeken, lege flessen en repen afgescheurd behang. De muren waren beplakt met afbladderende posters. De ramen ook trouwens, bij gebrek aan gordijnen.

Tot slot de slaapkamer. Het bed lag erbij als een oase van kraakheldere ordentelijkheid tussen hopen hoog opgetaste kleding. Onder het bed uiteraard weer de inmiddels herkenbare borden met schimmelpasta, glazen met schuim of een vel, papieren servetten, verhuisdozen vol niet direct herkenbare spullen, lampekappen, allerhande tuingereedschap, enzovoort enzovoort enzovoort.

Aangezien het bed de schoonste plek in huis was, werd dit het centrum van ons gezamenlijke bestaan. Als het eten werd bezorgd – koken was onmogelijk – aten we de pizza's zittend op het bed. Muziek luisteren? De stereo in de aanpalende woonkamer hard en wij op een berg kussens, in bed. De sporadische opdrachten van mijn opleiding tikte ik in bed, nou ja, het beeld is duidelijk.

Ik vond het eigenlijk wel leuk, deze vorm van kamperen. Tot Bas met de mededeling kwam dat hij 'misschien weer' een vieze besmettelijke huidziekte had opgelopen, 'vlak voordat ik jou leerde kennen'. Op advies van de huisarts moest hij zich insmeren met een witte zalf, en ik uit voorzorg ook. We besloten een week binnen te blijven. Het mag duidelijk zijn: voor mij was de maat vol. Er moest acuut iets gebeuren: de hele vieze teringzooi ging eruit.

De week van het grote ontsmetten brak aan. De fauteuils en alle andere meubels die bij aanraking uit elkaar donderden hebben we rigoureus uit het raam gesmeten. Bas kocht een stofzuiger en bikte met een schroevendraaier de overgebleven rijstkorrels tussen de plinten vandaan. Alle aangekoekte vaat ging in een vuilniszak, de keuken kreeg een totale make-over, we zetten zakken en dozen vol zooi bij de straat. Na een week zwoegen lag er alleen nog een berg papier in een hoek van de slaapkamer 'waar dingen op staan die ik misschien moet onthouden'.

En zo was het dat ik een handgeschreven briefje tegenkwam met daarop de tekst: 'Hallo, jongen met de kipfilets. Laatst zag ik je in de bus. We hebben veel te kort met elkaar gepraat en ik zou je graag nog eens zien. Bel je me? 030-XXXXXXX, Bas.' Had ie willen ophangen in het gebouw waar ik mijn lessen volgde. De vertedering die dat opleverde was slechts van korte duur. Bas verviel in z'n oude gewoontes en toen het huis weer dreigde te verloederen was het hoog tijd om te gaan.

Ik heb de twee verhalen in de verkeerde volgorde verteld, want niet lang daarna ontmoette ik Ton. Maar nu ik er achteraf op terugkijk vond ik de bende bij smerige Bas minder ellendig dan de tandartsenpraktijk van smetteloze Ton...

donderdag 10 februari 2011

woensdag 9 februari 2011

Mijn avonturen in café Het Tijgertje

Alweer heel erg lang geleden hing ik met mijn goede vriendin Nina Rosa rond in Utrechtse cafés. Een speciaal geval was Voetbalcafé Het Tijgertje, waar we op een ochtend stuitten op een heel vreemd mannetje met stalkneigingen. Gisteravond had ik een gesprek met Nina Rosa over wat er ook alweer was voorgevallen. Een reconstructie van een cafébezoek met een vreemde nasleep.

Jaap > Weet jij nog hoe dat café in Utrecht heet, waar we met dat barmannetje moesten biljarten? En die niet wist hoe hij koffie moest zetten? Er was sprake van een pratende papegaai, die bij nadere inspectie van plastic bleek. Dat weet ik allemaal nog, maar die naam ben ik kwijt...

Nina Rosa > Het was in de periode dat we cafeetjes in zijstraten van de Voorstraat bezochten - zoals de Hardebollenstraat. Het was in ieder geval een café waar een deel van de FC-Utrechtsupporters ook graag kwam. Het mannetje was eng en daagde ons uit.

Jaap > O ja, alles hing vol met brandgevaarlijke FC Utrecht-merchandise. Het was in ieder geval niet café De Zwarte Zee, dat geblakerde hok waar we belandden als alles verder dicht was en dat niet lang daarna werd dichtgespijkerd.
Het mannetje verkocht ook spullen op het Centraal Station. Of vroeg hij juist om spullen?

Jaap > Ik weet het weer! Het ging om café Het Tijgertje. Herken je het nog? http://www.theagenda.nl/v48255_cafe-het-tijgertje.html

Nina Rosa > Ja, ik herken het zeker. Het mannetje heeft mij op Hoog Catherijne nog eens geprobeerd lastig te vallen. Dat heb ik toen opgelost door te gaan schreeuwen dat ik werd aangerand.

Jaap > Hij wilde je een roos geven, toch? Want dat deed ie daar: rozen verkopen aan mensen die verliefd stonden te wachten bij het meeting point.

Nina Rosa > Hij wilde me inderdaad een roos geven. Ik vind het een belediging als kleine dikke mannetjes proberen om mij een roos te geven. Het voelt als aanranden.

Nina Rosa > Ik weet ook nog dat we vanwege het doorslaand succes van het bezoek aan café Het Tijgertje (en de nasleep) direct zijn gestopt met onze ontdek-de-cafeetjes-in-zijstraten-van-de-Voorstraat-tocht.

Jaap > Ja. Het was iets eenmaligs. Bovendien zaten we er om elf uur 's ochtends, een tijdstip waarop er geen FC Utrecht-fan te bekennen was.

Nina Rosa > En het tijdstip maakte het extra vreemd dat er geen koffie was.

Jaap > We kregen toen thee aangeboden, waarna de barman, dat dikke kleine mannetje dus, jou probeerde te verleiden met zijn keu. Ik snapte zijn bedoelingen niet: hij kwam amper boven het biljart uit.

Nina Rosa > Hij loog bovendien over de papegaai. Die kon niet praten. Die was van plastic.

Jaap > Denk je dat hij gesprekken voerde met die plastic papegaai als er geen gasten waren?

Nina Rosa > Daar ben ik van overtuigd. Hoewel ik nog steeds de optie open houd dat hij een insluiper was in café Het Tijgertje en dat hij zich tegenover ons als barkeeper presenteerde.

Jaap > Nu ik dat mannetje weer voor me zie: hij had wel wat weg van een figurant uit een Bol.com-reclame. En weet je dat andere kleintje nog? Die lesbische liliputter met dat stropdasje, of was het een vlinderstrikje: Siepie! We hadden Siepie moeten meenemen naar café Het Tijgertje. Zij had leuk met het mannetje kunnen biljarten en met de papegaai kunnen praten.

The end.

maandag 7 februari 2011

Eten als een dier

Zaterdag zaten we te eten bij Rosa en Rita, een Spartaans ingerichte kantine op het Amsterdamse Storkterrein. Aanvankelijk waren we content met de ruwe afwerking van het gebouw en de no-nonsense-inrichting, maar al na een half uur zat het meubilair niet meer prettig.

Dan het eten: een combinatie van Frans en Italiaans. Biefstuk met pizza dus. Uit de nogal vreemd opgestelde menukaart stelden we zelf een tweegangendiner samen: vooraf brood met boter, parmaham en gemarineerde uitjes. Daarna gerookte makreel met een venkelsalade voor mij. Edwin nam een pizza met mozzarella.

Nog geen tien minuten later kwam de serveerster met de mededeling: ‘Vandaag komt alles tegelijk door.’ Vervolgens zette ze de tafel vol met alles wat we besteld hadden. De kans is klein dat we er nog een keer gaan eten, maar als dat zo is bestellen we alles in twee etappes.

Aanvankelijk verbaasden we ons over de gang van zaken. Terwijl we elkaar uitlegden wat er allemaal beter en mooier zou kunnen, en hoe, kwamen we op een heel bijzonder restaurant-concept dat nog nergens ter wereld bestaat: eten als een dier!

Het werkt als volgt. Bij binnenkomst kun je kiezen uit een aantal diersoorten. Denk hierbij aan giraffe, tijger, mus, kat, varken, konijn of hamster. Kies je voor het menu Giraffe, dan zal het eten ergens hoog boven je hoofd worden opgediend. Met de bijgeleverde stelten moet je ervoor zorgen dat je erbij kunt met je mond. Bij een Tijger-menu wordt het eten ergens verstopt en moet je erom vechten met anderen die voor Tijger hebben gekozen. Voor de Mus-liefhebber wordt het eten over de grond uitgestrooid. Het Kat-menu bestaat uit een schaaltje en een drinkbak, met de keuze voor droog of nat voedsel. De Varken-dis wordt opgediend in een trog, waarbij het eten door elkaar is gemixt tot een soort pulp. Voor het Konijn komt alle drank in een zuigfles. De Hamster-kiezers ten slotte, lopen eerst een half uur in een tredmolen voor het eten tevoorschijn komt.
Kijk, zo kan het ook. Stukken leuker, toch?