zondag 18 september 2011

Hondenvoer, elastiek en een catwalk

Ik weet niet precies waar het aan ligt, maar mij vallen bepaalde dingen nu eenmaal op. Mensen kunnen namelijk hele rare dingen zeggen. Die móet ik vervolgens opschrijven. Meestal doe ik dat even snel, op Twitter. Vooral de laatste tijd ontbreekt het me aan de energie om er een complete blog over op poten te zetten. Toch zal ik me er vanaf nu weer vaker toe zetten.

Het afluisteren van gesprekken, ik ben er dol op. Vorige week donderdag was ik even bij de huisarts omdat m´n ooglid er raar bijhing. Terwijl ik wachtte op het recept voor een zalfje, vertelde de assistent aan de dokter dat ze het zo zielig vond dat de arme mensen in Amerika soms kattenvoer moesten eten omdat er geen geld was voor fatsoenlijk voedsel. Het antwoord van de huisarts: 'O, maar dat is helemaal niet vies hoor. Ik eet ook wel eens kattenvoer. Niks mis mee.' Nu is dat al vreemd, maar nog gekker was zijn antwoord op de vraag waaróm precies hij kattenvoer at. 'Dat is toch logisch. Dat komt doordat ik geen hondenvoer lust.'

Een half uur later stond ik te wachten bij de apotheek. Op de balie was een pot met elastiekjes neergezet, waarmee de apotheekmensen kartonnen medicijnverpakkingen makkelijk kunnen bundelen. Plots doemde een van de wachtenden naast me op en graaide de pot met elastiekjes helemaal leeg. Een man daar weer naast merkte vervolgens op: 'Goh, ik dacht dat daar dropjes in zaten. Maar elastiekjes, daar doe je natuurlijk veel langer mee.' In mijn hoofd zei ik zachtjes 'What the fuck?', maar ik dacht tegelijkertijd: dit moet ik onthouden.

Net als gisteravond, toen ik even naar de Albert Heijn flitste voor een snelle hap. Een jongetje van een jaar of acht marcheerde door het gangpad. Of paraderen, was het meer. 'Dit is mijn catwalk!' gilde het ventje enthousiast. Waarop de moeder hem toeriep: 'Dat zouden we niet meer doen!' Arm joch, dacht ik nog. Als hij wil shinen, láát hem dan shinen. Creativiteit moet je juist aanmoedigen. Maar waarschijnlijk liep het joch de hele dag op te treden en was mevrouw het zat. Ik wierp haar nog een blik toe (nou ja, niet echt, ik was per slot van rekening in een supermarkt dus had ik het bij nader inzien best kunnen doen) en glimlachte naar het beteuterde knulletje. De volgende keer krijgt ie applaus.

donderdag 8 september 2011

Achter de schermen bij Diva’s Draaien Door

We zijn op een kindercrèche. Backstage kijken we mee hoe het eraan toegaat bij de opnames van het nieuwe programma Diva’s Draaien Door, waarin Patricia Paay, Patty Brard en Tatjana Simic een poging doen andere mensen te helpen. Dat ze geen van allen iets met kinderen hebben doet er niet toe. Het levert mooie plaatjes op, en een hoop hilarische quotes. Alles voor de kijkcijfers.

Tatjana: ‘Waarom wil niemand met mij op de foto? Altijd wil iedereen met mij op de foto maar geen van die kinderen wil dat!’
Patricia: ‘Dat komt omdat je in hun ogen op een oma lijkt, Taat. Een oma met raar blond haar.’
Taat: ‘Een oma? Ik? Ik lijk toch helemaal niet op een oma? Zeker niet met mijn kleren uit.’
Patries: ‘En dat willen die kinderen al helemáál niet zien. Je houdt vandaag alles aan hoor!’
Taat: ‘Wat zitten die kleintjes naar m’n borsten te loeren. Stelletje viespeukjes!’
Patries: ‘Die hebben gewoon honger…’
Patty: ‘WAT IS DAT VOOR EEN HONDEHOER! IK GA TOCH GEEN LUIERS LOPEN VERSCHONEN! DAT MENS IS GEK! DANK JE DE TYFUS!’
Taat: ‘Maar daarvoor zijn we hier toch? Om met mensen op de foto te gaan en tussendoor een beetje te helpen?’
Patty: ‘IN HET FORMAT STAAT NIKS OVER STRONT!’
Taat: ‘Ook niet over aandacht. En dat is de enige reden dat ik mee doe. Ik wil gewoon een beetje aandacht. En laten zien dat ik niet dom ben.’
Patries: ‘Van ons drieën krijg jij de meeste aandacht van allemaal. Hoe ik er ook mee schud, ze kijken allemaal naar jou.’
Taat: ‘En dan denken ze meteen: daar heb je dat domme blondje weer. Echt. Elke keer als Flodder weer op tv is daalt mijn verwachtings-IQ met tientallen punten tegelijk.’
Patty: ‘WAT HEB JE NOU AAN IQ ALS JE HIER IN EEN STRONTLUIER MOET GAAN STAAN GRAAIEN?!?
Patries: ‘Sinds wanneer ben jij vies van een beetje poep? Met je klysma.’
Patty: ‘DAARMEE BEN IK ANDERS WEL DE PRESENTATRICE MET DE SCHOONSTE ANUS VAN NEDERLAND.’
Taat: ‘Kunnen we het alsjeblieft over iets anders hebben dan poep en stront? Wanneer gaan we weer op de foto met mensen?’
Patty: ‘NEE DAT KAN IK NIET. MIJN HELE FAKKING CARRIÈRE IS GEBASEERD OP STRONT!
Patries: ‘Ik ga eerst nog even de make-up in.’

dinsdag 6 september 2011

Kassameisjes

Dinsdagochtend half negen. Tramhalte, bij de Albert Heijn aan de Oostelijke Handelskade. Drie meiden van een jaar of zestien. Twee zitten op het bankje, nummer drie drentelt heen en weer op hoge hakken. Ze drinkt een blikje roze Fernandes, de twee anderen delen een pakje Wicky.

‘Eeey, weten jullie dat ik Millicent kapot eng vind? Ze zit achter mij bij de kassa.’
‘Dan wissel je toch met Sigourney? Die zit bij de laatste kassa.’
‘Nee dat kan niet meer, want we hebben nu allemaal een vaste kassa. Dat moet. Van Millicent.’
‘Jeeeeesesseeee, zij is toch niet de baas. Ofsooow.’
‘Maar iedereen is kapot bang voor haar. Ik ga niet meer bij Albert Heijn werken.’
‘Nee ik ook niet. Ik heb al genoeg drama in mijn leven.’

Het hooggehakte meisje haalt haar iPod-snoer uit haar mond en begint zich er nu ook mee te bemoeien.
‘Ik heb nooit met Millicent gewerkt. Ik was net op tijd weg.’
‘Waarom hebben wij altijd pech en jij altijd mazzel?
‘Ik heb ook nooit mazzel hoor. Me haar is gestraight maar het is helemaal pluizig.’

Inderdaad, het haar van meisje drie is door de harde wind flink gaan pieken.
‘Stomme kutwind!’

Dan komt er een jongen aangelopen, de tegenwind trotserend. Een grote jongen is het, in een joggingbroek. Z’n gezicht gaat schuil onder een hoodie.
‘Zie eens wie dat is?’
‘Kan ik niet. Is het Anil?’
‘Anil heeft nooit Adidas.’

De meiden barsten plotseling uit in een hysterisch gelach.
‘Ik zie z’n schlong!’
‘Wattefuk, ik kan alles zien!’
‘Eeey! Heb je een boxer aan?’
Nog harder gegil.

Meisje drie gooit haar Fernandes in de prullenbak en loopt naar de jongen. Struikelend over haar hakken rent ze terug naar de andere twee.
‘Néé! Het is tóch Anil! Kóm, rennen!’
‘Nee, de tram dan!’
‘Nee, nu! We hoeven toch maar één halte.’

De meisjes verdwijnen in de verte. Anil staart ze ongemakkelijk na, voor de zekerheid met z’n rug in de wind. Voor wie dit precies een afgang was, en waarom, is me nog steeds niet helemaal duidelijk.