dinsdag 13 juli 2010

Beestenboel


Zo langzamerhand verandert het hele huis in een beestenboel. Best gezellig, op die kat na die de carport onderzeikt. Daar heb ik overigens wat op gevonden: citroenplanten. Lijkt nog knus ook, al weet ik niet of dat een aanbeveling is of een belediging.

Beesten dus. Duizenden hebben we er, dus eigenlijk is het ongedierte. Ik ben een week in de weer geweest met anti-mierenpoeder op het dakterras, om een nest uit te roeien dat in de witte bessenstruik was komen wonen. Op zich had het wel iets aandoenlijks, honderden ijverige werkmieren die van heinde en verre blaadjes, zandkorrels en andere natuur op hun ruggetjes met zich meesleepten. Het had dan ook iets sadistisch toen ze totaal gedesoriënteerd raakten van het poeder. De mieren die zich in de struik bevonden, konden niet terug naar het nest omdat aan de voet van de plant dat poeder een belemmering vormde. Een dag later waren ze (een stuk of vijftig) allemaal weg. Waar naar toe? Waarschijnlijk hebben ze collectief zelfmoord gepleegd door uit de struik te springen.

Dan zijn er de vliegen. Waarom die beesten huisvliegen worden genoemd weet ik niet, maar feit is dat ze daar niet horen. Vliegen doen niets anders dan precies dezelfde vierkantjes vliegen, het liefst onder een lamp. Als ze daarbij andere vliegen tegenkomen, meppen ze die geïrriteerd opzei. Oorlog dus, onder die lamp. Zeker als het er zes of meer zijn kun je de ondertiteling van de tv in de slaapkamer niet meer fatsoenlijk lezen. Het wordt dus hoog tijd om zo'n knetter-racket in huis te halen, al is het vast niet fijn slapen op uiteengereten vliegenlijkjes.

Wat we ook veel hebben: spinnen. Springspinnen die zich vanaf de muur in je haar storten. Kruisspinnen die voor het raam enorme webben bouwen waarin mugjes zichzelf letterlijk doodmartelen, want zo'n vette kruisspin neemt alleen genoegen met het echte werk: die huisvlieg dus.

Eens in de zoveel tijd heerst een luizenplaag op het dakterras. Je spuit je helemaal suf, maar doodgaan? Ho maar. Pas als de plant bijna geen voedsel meer afgeeft omdat dat spul toch niet zo biologisch is als het tuincentrum wil doen geloven, haken ze af, de plant in kwestie vol vieze vlekken achterlatend.

Mieren, muggen, spinnen en vliegen sla ik zonder pardon morsdood. Eigen schuld, dikke bult. Voor vlinders maak ik een uitzondering. Vlinders zijn lief, op op z'n minst teer en zacht. En ze zijn ontzettend stom. Vliegt er eentje naar binnen, dan gaat ie steevast als een idioot voor het raam zitten fladderen dat niet open kan. Gisteren besloten twee zwarte motten dat ze in een handdoek wilden wonen. Die mep je zo naar buiten. Het wordt lastiger als ze zich ergens verstoppen waar je niet bij kan.

Gelukkig zijn er ook leukere dieren. In de klimop van de overburen woont een duivengezin. Zijn de buren vast niet blij mee, maar het komen en gaan van vader en moeder duif was dit voorjaar een leuk schouwspel: vooral nadat de klimop nogal heftig groeide konden ze nauwelijks nog bij hun nest, wat nogal wat slapstick opleverde. Ook hebben we zangvogels in alle soorten en maten, vrolijk krijsende meeuwen en kwetterende halsbandparkieten.

Laatst, ik bedoel een paar jaar geleden, zat er een vogel, ik denk een merel, op een hoofdkussen op het bed. Het diertje stond doodsangsten uit en bleef roerloos zitten toen ik het kussen oppakte en hem via het raam naar buiten kiepte. Het kussen was een nest geworden, met de nu lege plek nog warm. Ik vond het wel een prettig idee. Lief dat vogels warm zijn. In tegenstelling tot vlinders, laat staan mieren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten