maandag 16 augustus 2010

Ramptoerist

Voor mijn werk moet ik regelmatig op pad voor het afnemen van interviews of het bijwonen van bijeenkomsten. Meestal reis ik per trein. Ik doe dit werk nu een jaar of vijf, en de zeven jaar daarvoor zat ik nauwelijks in treinstellen. Ik weet niet helemaal wat er precies veranderd is, maar de gemiddelde coupé lijkt tegenwoordig op een open inrichting, met mij als ramptoerist ertussen.

Op weg naar Rotterdam streek er een mollige vrouw van rond de 25 naast me neer, er tegenover een getatoeëerd figuur van ongeveer net zo oud. 'En nu zit ie dus in de gevangenis, mijn ex. En na twee jaar durfde ik gisteren eindelijk te zeggen dat het nooit meer goed komt en dat ik een straatverbod wil als hij vrijkomt. En toen zei hij dat hij zich van kant ging maken als ik dat deed. En nu heb ik er nog eentje aan de haak geslagen die in de bak zit. Maar deze is lief hoor, deze slaat me niet' De tatoeages hoorden het verhaal gelaten aan, waarschijnlijk hadden ze het al honderd keer gehoord.

In Leiden volgde een overstap. Ik viel middenin een telefoongesprek. 'Ja, ze is nu tien maanden en toen ik haar vanmorgen om zes uur door elkaar rammelde begon ze niet eens te huilen. Dus ik denk dat ze ziek is. Hoeveel? 39,9 graden. Nee, ze is gewoon naar de crèche gegaan. Ja, nee, ik heb haar gebrácht. En nu bellen ze op dat ze heel sloom is. Zal ik misschien maar even langskomen?'

Stiekem verdenk ik sommige reizigers ervan dat ze de verhalen verzinnen omdat ze weten dat de zwijgende medepassagiers een dankbaar publiek vormen. Zelf zou ik dat namelijk wél doen. Sterker nog: als we vroeger op tienertoer gingen maakten we er een sport van om de waanzinnigste verhalen te bedenken. We streken neer naast het braafst ogende bejaarde stelletje en dan staken we van wal. Ik memoreer hier een gesprek dat ik hield samen met iemand die ik destijds Mirjam Boterham noemde.

- Erg hè, van Natas.
- Ja heel erg. Zag je die brandwonden in haar gezicht?
- Heeft haar dealer weer de hele dag z'n peuken op uit lopen drukken.
- Verder maakte ze best een montere indruk.
- Ja, voor iemand in haar toestand. Ik zou de hele dag in bed blijven liggen.
- Maar daar heeft ze de speed dan weer voor natuurlijk, dat houdt haar wakker.
- En dat kindje maar krijsen, in die wieg.
- Over brandwonden gesproken. Ik was echt even verbijsterd toen ik het zag.
- Ach, ik verbaas me nergens meer over. Dat dat kind daar nog steeds rondkruipt tussen al die naalden.
- Ooooooh, dan waren het ook geen brandwonden. Gewoon nááldwonden.
- Sinds hij haar moeder het ziekenhuis in heeft geslagen staat Natas er helemaal alleen voor. En dat is moeilijk hoor, een kindje opvoeden als je zo zwaar aan de drugs zit.

En zo gingen we door, net zolang tot het bejaarde echtpaar niet meer wist waar ze het zoeken moesten. Echter: in werkelijkheid is de waarheid schrijnender dan je in je gekste verzinsels kunt bedenken. Want op de terugreis wilde een Paulien Cornelisse-lookalike tegenover me gaan zitten. Toen ze zag dat mijn paraplu daar lag, slaakte ze een zucht vanuit de grond van haar hart. Ze keek me niet aan, zei niets, alleen een zucht zoals Beatrix dat doet als er iemand ergens tegen een naald rijdt. Van schrik haalde ik snel mijn plu weg en ze plofte neer. Ze zag aan de andere kant van het gangpad een meisje druk sms'en, waarop ze haar eigen telefoon ter hand nam: een allertreurigste Nokia uit het einde van de vorige eeuw. TIK TIK TIK deed het apparaat. Tussen het tikken door keek de Paulien bedroefd uit het raam en na ongeveer drie minuten was ze zover om het sms-je te versturen. Toen een jongetje even verderop een prullenbak openknalde, vertrok haar gezicht alsof de machinist eigenhandig een loeizware goederenwagon haar voorhoofd indreef. Op het moment dat ze haar telefoon in haar tas wilde stoppen, zag ik dat ze aan de binnenkant van de flap een button had geprikt. Dit stond erop:

'IK BEN NÍET PERFECT, MAAR IK BEN WÉL HEEL GELUKKIG'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten