dinsdag 1 juni 2010

Roken


Het viel me laatst in Brussel weer op hoe we in Nederland inmiddels gewend zijn aan het rookverbod. Ja, er zijn zat cafés waar er weer vrolijk op los wordt gepaft, maar in de regel kun je vrijwel rookvrij door het leven tegenwoordig. Hoe anders is het in de Belgische hoofdstad. Werkelijk overal rookt iedereen als schoorstenen. Ookal staat de ruimte knalblauw van de rook en is ademhalen zelfs voor de meest verstokte roker nauwelijks mogelijk: gepaft moet er worden. Zo stond ik met tranen in de ogen te kijken naar een bizarre drag act in de uistpanning L'Homo Erectus (ja ja, ik weet het), maar ik heb het einde niet gehaald. Wel jammer: op het podium was te zien hoe iemand Lady Gaga's Telephone imiteerde, compleet met bierblikken in het haar. De drag queen in kwestie had gekozen voor volle blikken die direct naar beneden begonnen te zakken. Hierdoor moest ze haar act vrijwel roerloos vervolgen. Het ging vast goed denk ik, want ik heb geen gekletter gehoord.

Maar goed, roken dus. Jarenlang deed ik het zelf ook. Vol overgave. In 1999 werkte ik bij World Online, waar de redactie bestond uit een bende losgeslagen schoolverlaters die één ding gemeen hadden: paffen. Dampen. De hele dag door. Op alle bureaus stonden asbakken vol smeulende peuken. Regelmatig vloog er een prullenbak in de fik als iemand zo'n overvolle asbak achteloos leegkiepte. Zelf had ik de gewoonte om alvast een volgende sigaret op te steken voordat ik de vorige had uitgemaakt, met als gevolg dat ik aan het einde van de dag door m'n eerste pakje heen was. Maar dat gaf niet: overal hingen sigarettenautomaten en als je geen geld bij je had, stelde je je eigen peuk samen met de restjes uit de asbakken en een geleend vloeitje. Wat helemaal triest was: een van de weinige collega's die niet rookte had ook nog eens astma. Ze klaagde geregeld over ons rookgedrag, maar als ze kuchend en met roodomrande ogen verhaal kwam halen, was de standaard reactie: dan ga je toch ergens in je eentje op een kamer zitten? Dat ging natuurlijk veel te ver, dus ter compensatie mocht er nog maar op de helft van de redactie gerookt worden. Een denkbeeldige streep moest ervoor zorgen dat er geen rook bij de astma-collega terechtkwam. Onbegonnen werk in een ruimte van tien bij tien, waar op sommige momenten twaalf collega's hun rook over dat denkbeeldige lijntje stonden te blazen.

Een flash forward naar 2003. Inmiddels was ik van werkgever veranderd. Bij Wanadoo mocht alleen in de pantry gerookt worden, de plek waar iedereen z'n koffie haalde. Ook de gangen waren in nevelen gehuld. Maar de werkplekken waren redelijk rookvrij. Op 1 januari 2004 werden nieuwe rookregels ingevoerd: alleen in daarvoor bestemde, afgesloten bushokken mocht je nog een sigaret opsteken. Aangezien ik dat ellendige gepaf eigenlijk allang zat was, greep ik de gelegenheid aan om te stoppen. Wat ik in het begin het meest miste was niet de nicotine, maar het vaste kliekje met wie je rookpauzes nam. Nu was ik ineens geen deelgenoot meer van de grappen die tijdens rookpauzes bedacht werden en ook de laatste roddels gingen plots aan me voorbij. Met andere woorden: ik hoorde er niet meer bij als het vertrouwde 'peukie doen?' over de afdeling galmde. Maar het wende snel.

In zo'n kroeg in Brussel merkte ik dat het waar was wat ze zeggen: de ergste anti-rokers zijn ex-rokers. Maar zeg nou zelf: het is toch ook smerig?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten