maandag 21 november 2011

Theaterpubliek

Ik kom nog wel eens in het theater. Nu valt het misschien in Amsterdam niet zo op, want daar is het theaterpubliek nog redelijk gemêleerd. Een voorstelling van Toneelgroep Amsterdam en een optreden van Claudia de Breij trekken aardig wat jongeren. Maar ga je naar iets obscuurs van een miniscuul gezelschap, een voorstelling van een minder bekende cabaretier of naar de schouwburg in Amstelveen, dan vallen een paar dingen meteen op.

1. Bijna iedereen is oud. Mensen schuifelen met hun looprek via de rolstoelingang naar binnen. Vaak vallen ze na tien minuten al in slaap, waarna ze af en toe verschrikt opveren bij geschreeuw of lawaai afkomstig van het podium. Om je heen hoor je het gereutel van verterende maaltijden en onophoudelijk gerochel. Of keihard gesnurk, van de bejaarde achter je die overal stoïcijns doorheen slaapt.

2. De mensen die niet oud zijn, zien er allemaal hetzelfde uit. Het zijn bijna allemaal vrouwen, want mannen gaan liever niet naar toneel. Die vrouwen lijken ook allemaal op elkaar. Ze doen niet aan mode, maar hebben een persoonlijke smaak ontwikkeld. Die houdt het midden tussen lekker praktisch en excentriek. Denk aan een pantalon met iets wijd wapperends erop: een trui in tien groentinten, een blauwgrijze pashmina of een flodderbloes. Het haar: sowieso praktisch, maar wel met iets van verf erin.

3. Er zijn natuurlijk wel een paar mannen. De mannen die met hun vrouw mee moesten houden vaak hun jas aan tot het doek opgaat. Alsof er tot die tijd nog ontsnapping mogelijk is. Alle andere mannen zijn homo en horen bij elkaar.

4. Meestal is er geen pauze. Wordt de voorstelling wel onderbroken, dan begeeft de meute zich en masse naar de bar. Vervolgens is het goed uitkijken geblazen: overal om je heen rammelende kopjes en schoteltjes en mensen die koffie over zichzelf morsen. Of over elkaar. Ondanks de verbouwing is de bar van de Kleine Komedie berucht. Het zal niet de eerste keer zijn dat iemand met een half koffieservies van de twee traptreden lazert.

5. Na de pauze zijn er vaak stoelen leeg. Sommige mensen zijn wakker geworden en naar huis gegaan. Anderen vonden er domweg niks aan. Aan het geroezemoes te horen kent bijna iedereen de acteurs persoonlijk of heeft er een persoonlijke herinnering aan. ‘Halina was zó goed in dat en dat stuk van vijf jaar geleden.’

6. Grote ergernis van zeker de helft van het publiek: degene naast je die de armleuning opeist door er met de elleboog overheen te gaan hangen.

7. Het applaus. Publieksveteranen springen in de houding en scanderen bravo, ongeacht hoe slecht het stuk was. Anderen blijven stug zitten en geven met een afgemeten gezicht aan wat ze ervan vonden: zoals altijd was het weer niks. Maar als het werkelijk geweldig was, worden acteurs of cabaretiers beloond met een minutenlang doordaverend applaus, waardoor de stoïcijnse bejaarde uit punt één alsnog kwijlend wakker schrikt en als een duracelkonijntje begint mee te klappen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten