dinsdag 26 april 2011

Te vroeg gepiekt: de hipheid van Boo.com

Waarom ik er ineens weer aan moest denken weet ik niet, maar ooit heb ik gesolliciteerd bij Boo.com. In 1998 was dit een van de allerhipste internet-startups, maar Boo.com ging de geschiedenis in als een van de grootste internetflops aller tijden.

Boo.com was van oorsprong een Zweeds bedrijf. De oprichters wilden een wereldwijd platform neerzetten waarop vooraanstaande fashionlabels hun kleding konden verkopen. Het was vlak voor de dotcom-crash en de bomen groeiden tot in de hemel. Er moest dus ook een Nederlandse dependance komen van Boo.com.

Dus ik erheen. Ik werkte op dat moment bij World Online, het bedrijf dat zo'n beetje symbool heeft gestaan voor die dotcom-crash. Maar op dat moment was er nog geen vuiltje aan de lucht. Toen Boo.com op zoek ging naar 'cutting edge' tekstschrijvers bedacht ik me geen moment. Ik schreef een sollicitatiemail, trok mijn hipste outfit uit de kast en ging solliciteren.

Boo.com was een site met een hostess, Miss Boo. Dit was een virtuele dame die je door het assortiment hielp. De site zag er fraai en flashy uit, tenminste: dat was de bedoeling. Maar anno 1998 trokken de meeste computers zoveel techniek helemaal niet. De site opende in een aparte browser die minstens drie minuten nodig had om te laden. Een ander probleem: betalen via internet was destijds totaal niet ingeburgerd. Maar bij Boo.com geloofden ze toen nog heilig in het succes.

De Nederlandse afgevaardigde van Boo.com zetelde in een souterrain ergens op één van de Amsterdamse grachten. De kelder stond vol kartonnen dozen. Natuurlijk zag de Boo-man er ultragestyled uit: hij droeg een paars tuinpak, weet ik nog. Eronder exclusieve gympen. Ik weet ook nog dat ie een kale kop had, een hippe bril en heel veel armbanden.

Zonder me iets te vragen hield hij een fles champagne voor mijn neus. 'Lekker, bubbels, dat praat makkelijker!' En terwijl hij me naar een groot, leeg bureau dirigeerde, donderden de honderden Boo.com-dozen over hem heen. 'Ja, we zitten nog middenin de verbouwing.' Hij keek me aan alsof ik zojuist expres die enorme dozenwand had omgetrapt.

Het gesprek verliep niet bepaald voorspoedig. 'We weten nog niet of het in het Engels moet of in het Nederlands. Hoe is jouw Engels?' Ehm... hak alsjeblieft eerst even een knoop door, voor je mensen uitnodigt voor een gesprek. 'Verder zijn we op zoek naar een funky accountant. Ken jij die toevallig? Het moet niet zo'n suffe kantoornerd zijn die de hele tijd met z'n neus in de boeken zit.' Nee, je zou maar serieus de hele dag alleen met de administratie bezig zijn. Hoe onhip is dat!

Het werd me al vrij snel duidelijk de Boo-man het wiel niet had uitgevonden. Na het tweede glas bubbels vroeg ik hem wanneer een en ander zou worden opgelijnd en wat de rol van de tekstschrijver precies inhield. 'Dat zien we vanzelf. We gaan binnenkort gewoon een keer beginnen.'

Vervolgens hoorde ik wekenlang niets. Mail werd niet beantwoord, de telefoon niet opgenomen. Toen bleek dat Boo.com failliet was. Het moederbedrijf in Zweden had er in achttien maanden tijd maar liefst 135 miljoen dollar van investeerders doorheen gejaagd. Zo ging Boo.com in al zijn hipheid in volle vaart ten onder, met in zijn kielzog honderden andere startups. Maar de champagne smaakte er niet minder om.

maandag 25 april 2011

Nelly Nijlpaard, Hare Narigheid en Schaapje van Schaaps

Het verdraaien en/of verzinnen van namen is het leukste wat er is. Ooit heb ik met mijn zusje een naamwoordenboek bedacht en hoewel het nog niet is voorgekomen dat ik in het echt een Jannerik of een Drekje ben tegengekomen: het had zomaar gekund.

Er gaat bijna geen dag voorbij waarop ik nieuwe, vreemde namen tegenkom. Want mèèèn, wat heten mensen raar. Neem bijvoorbeeld de schrijfster Charlotte Mutsaers. Muts-aars. Kut-kont! En om even in dit genre te blijven: verslaggever Jeroen Wollaars zit er letterlijk warmpjes bij. Ik weet het: flauw. Maar ik vind dat nu eenmaal grappig.

Nog grappiger is het als mensen een naam hebben die je kunt verbasteren tot iets idioots. Zo mailde ik wel eens met ene Wanda Dubbeld. Dat werd al snel Wanda Dubbel D. Lang geleden ging er een studiegenoot mee naar Parijs. Ze noemde zichzelf Peti, wat was afgeleid van Petronella. Dus noemden we haar Tronie, omdat ze met haar chagrijnige smoel nergens aan mee wilde doen.

In de streek waar ik vandaan kom is het heel gebruikelijk vrouwen een mannennaam te geven waarvan een verkleinwoord is gemaakt. Gijsje, Goosje, Dirkje, Jantje... Andersom plakte men vroeger een uitgang als -us achter vrouwennamen. Grietus bijvoorbeeld. Zoiets zou je ook heel goed met exotischer namen kunnen doen. Als ik ooit een jongenstweeling namen moet geven, gaan ze door het leven als Esmeraldus en Cinderello.

Hondennamen verzinnen is een ander overbodig, maar leuk tijdverdrijf. TomenJerry is favoriet, voor een leuke labrador. Of botox voor een boxer. Silas voor een collie, of Lassie voor een pitbull.

Dan zijn er natuurlijk de BN'ers. Bij mij thuis hebben ze bijnamen als Fuckje de Both en Lieke van Sexmond. Beertje van Beers noemen we Schaapje van Schaaps. Guus Meeuw-eens. Gijs Scholten van Aarsgat. Goedele Lik-eens. Cunty Trustfull.

Iets pijnlijker zijn de bijnamen voor collega's. Mijn ex-baas Nina Brink werd 'De blonde cavia' genoemd. Een jongen zonder benen ging in de wandelgangen door het leven als Stompmans. Het excentrieke opperhoofd van een vakblad noemden we Hare Narigheid en bij buitensporige kledingkeuze 'The devil wears Zeeman'. Maar hier zijn ook onschuldige voorbeelden van, natuurlijk: Jasperge.

Het zat er trouwens al vroeg in, rare namen herkennen of verzinnen. Zo noemden we een baby Dopka, naar haar vader die dopogen had en haar opa die naar kattenvoer stonk. Een vrouw uit het dorp heette Schelp, omdat ze sprekend leek op een afbeelding uit ons memoryspel. Ook hadden we Krikkie, een dame met een hoofd alsof ze net was klaargekomen. Nelly Nijlpaard, de moeder van twee campingvriendjes. Niet eens omdat ze dik was, maar ze deelde dezelfde verbaasde gezichtsuitdrukking met het speelgoednijlpaard van mijn zusje. Een tante tot slot, die haar vakantieverhalen steevast begon met het teleurstellende verloop van haar stoelgang. Zij kreeg als bijnaam de Diarreetante.

En zo zou ik uren door kunnen gaan. Want ik heb het nog niet over de Slons gehad, of de Eitjesmevrouw. Maar daarover vertel ik een andere keer...

zaterdag 16 april 2011

Volkomen overbodige ergernissen

Veel mensen leiden aan hetzelfde euvel als ik. Ze zullen het evenals ik niet graag toegeven, want je zet jezelf er nogal mee te kijk. Het gaat hier namelijk over verspilde energie, over nutteloze aandacht voor volstrekt onbelangrijke zaken. Ergernissen die zomaar ineens opduiken en waar niemand iets mee opschiet. Zeker ikzelf niet. Maar ze bestaan, dus laat ik er maar aan toegeven.

Het begon al op de basisschool. Daar hing een juf rond die een heel schooljaar lang bijna elke dag hetzelfde aanhad. Ze ging gekleed in een wit overhemd, met daarop aan de voorkant de felgekleurde panden van een gilet erop genaaid. Aan de achterkant zat niets. Die juf deed er nooit een jasje over aan, wat mij wel de bedoeling leek: dan wekte je immers nog de schijn dat je een echt gilet over je nette blouse had aangetrokken. Nu liep ze het hele jaar voor lul in dat bloesje met twee rare gilet-flappen die ook nog eens om haar heen fladderden. Want reken maar dat ze de knoopjes niet dichtdeed. Met mijn tienjarige verstand vond ik het getuigen van creatieve armoede en daar heb me dus minstens een jaar aan moeten ergeren.

Een ander voorbeeld. Begin deze eeuw werkte ik op een kantoor waar dagelijks gezamenlijk geluncht werd. Erg leuk en vaak gezellig, tot het moment dat een van de collega's Hüttenkäse op zijn brood wilde doen. Hoe irritant was zijn uitspraak van dat woord! De collega - verder een prima vent - probeerde het op z'n Zweeds mogelijk te vragen: 'Mag ik de (let op het aanloopje) uuhHhhEUtenKèèèèse?' What the fuck: 'uuhHhhEUtenKèèèèse'? Terwijl de andere collega's gewoon doorkeuvelden over Kane-concerten en andere ellende, kromp ik dagelijks ineen van inwendig beleefd leed. Ik moest een tactiek verzinnen op dit vreselijke Hüttenkäse-probleem. De oplossing: weg-elimineren. In het begin keek ik 's ochtends in de koelkast en gooide ik de Hüttenkäse weg. Maar dat leidde tijdens het eten tot de vraag: 'Is de uuhHhhEUtenKèèèèse nu al op? Wil je morgen nieuwe uuhHhhEUtenKèèèèse meenemen? Jammer, ik had zo graag uuhHhhEUtenKèèèèse op brood gehad.' Aan mijn kant van de tafel: 'Aaargh' keer drie. Wat uiteindelijk het best heeft gewerkt: gewoon dat doosje Hüttenkäse alvast naast hem neerleggen zodra we gingen eten.

Een paar jaar later. Op weer een andere redactie. Deze collega belde elke middag om vijf uur stipt met zijn vriendin. Een heel klein vriendinnetje, denk ik, want hij sprak haar aan als een kleuter. 'Hai lieffie! Hoe istie? Alles goed? Heb je lekker gewerkt vandaag? Ja? Oh... Wat wil je eten lieffie? Lekker pastaatje maken met kaas? En groentjes? Wit wijntje d'r bij? Kusje. Doei!' En dat elke dag, al varieerde hij af en toe met de gerechten in de pasta. Maar dat was nog niet eens het ergste. Want terwijl je met kromme tenen het gesprek zat af te luisteren, krabde deze collega zichzelf tot de schilfers over z'n toetsenbord dansten. Juist de combinatie van dat lieve gefluister in de hoorn en een geruchtmakend huidprobleem deed mij huiveren van ergernis. Ook deze collega was in de omgang redelijk te doen, maar dit soort vunzigheid zorgde voor een verstoorde werkrelatie. In mijn hoofd, dan. Overigens ging dat krabben de hele dag door. Tschk, tschk, tschk. Tschk, tschk, tschk.

Tot slot erger ik me aan gesprekken in restaurants tussen groepen zakenmensen die elkaar niet of nauwelijks kennen. Als ik zie dat er aan de tafel naast me een dergelijk gezelschap neerstrijkt, móet ik observeren. Je ziet meteen wat de rolverdeling is. Vaak is er zo'n manager die plotseling alle conversaties overruled met een misplaatste grap. Of een behaagziek communicatiemeisje dat iedere gast (vaak buitenlanders die met een vies gezicht de menukaart bestuderen) gerust wil stellen en iets te hoog giechelt. Iemand van de afdeling H.R. die het alleen maar over de bedrijfsprocessen wil hebben. In steenkolen-Engels: 'So how is the work process in your company going? Do you have a lot of workmembers to care about?' Intussen zoeken de buitenlandse gasten aansluiting bij elkaar, met voorbeelden uit vorige reizen naar Nederland. Die gaan steevast over canal cruises, Vén Goow, Britse horken van toeristen waarvoor ze zich schamen en altijd over het symposium dat de vorige keer ook al niet geslaagd was. En daarna de manager weer, die met een lepel tegen z'n glas tikt en een onsamenhangende speech begint te geven. Het eindigt steevast met een opgelucht applaus van de toehoorders, waarna ze het - eindelijk verbroederd - op een zuipen zetten. Het behaagzieke meisje giert nu iets te hoog boven het gezelschap uit, de H.R.-man zit intussen met z'n arm om de leuning van de buitenlandse rayonmanager (v) gevouwen en de avond eindigt in gelal. Werkelijk te genant voor woorden.

Kijk, daar erger ik me dus aan. Volkomen onterecht, want al deze mensen proberen er ook maar het beste van te maken. Op hun eigen, irritante manier. Misschien moet ik er gewoon een blogje over schrijven. Dat heeft vast meer nut dan al dat onzinnige geërger en het levert vast een amuserend verhaal op....

maandag 11 april 2011

Een prettig gesprek in lijn 2, vandaag

Tramhalte Hoofddorpplein, 18.30 uur. De tramchauffeur wacht tot een oud besje de oversteek heeft gemaakt vanaf het trottoir. Het besje draagt een turquoise zomerjurk met een lichtbeige bontjas erover. Het haar keurig in Oud-Zuidstijl gekapt. Ze hijst zich naar binnen en start de volgende monoloog.

'Chauffeur, ik hoef maar één halte. Ik ben dat hele eind komen lopen. Vanaf de Amstelveenseweg. Vijf winkels moest ik in voor cadeaus voor mijn achterkleinkind. Is een heel leuk kind hoor, daar niet van. Maar ik zit van mijn nek tot aan mijn tenen onder de artrose. Neeeee, daar zie je niks van nee. Maar ik voel het wel. En een pijn dat het doet! Toe, breng me even één halte verder. U kunt het zo'n oud mens als ik toch niet aandoen om dat hele stuk terug te moeten lopen? Man, ik had al lang in bed moeten liggen!'

Zonder te betalen gaat ze zitten op de voorste stoel, die een man haar in allerijl beschikbaar heeft gesteld. Ze gaat verder:
'En morgen ben ik jarig hè. Maar mooi dat er niemand komt! Helemaal niemand die op mijn verjaardag komt. Ik ben helemaal alleen, maar dat vind ik allang niet meer erg hoor. Ik zal mezelf eens lekker gaan verwennen. Hoe oud denkt u dat ik morgen word, chauffeur? Wat zegt u? Zeventig? U wilt wel heel erg graag aardig gevonden worden, niet? Zeventig! Zeventig! Probeert u mij soms te versieren meneer? Zeventig. Nu vraag ik je. Tel er maar gerust zeventien jaartjes bij op. Nee, dat zou u niet zeggen, hè. 87 jaar alweer.'

Dan heft ze luidkeels het bekende lied van Ramses Shaffy aan.
'We zullen doorgaan
Met het zweet op ons gezicht
Om alleen door te gaan
In een loopgraaf zonder licht!'

'Want echt veel meer dan doorgaan kun je niet hè? Ja, hopen dat het beter wordt. Maar dat wordt het nooit meer, met alle oorlog en ellende op de wereld. Ik zeg u, chauffeur, we leven in het einde der tijden. Het einde is nabij, dat verzeker ik u. Kijk maar in het Nieuwe Testament. Daar staat het allemaal in. God wil dat wij vrede met elkaar sluiten en wat doen we? We schieten elkaar dood en steken elkaar neer. Zo heeft god het niet bedoeld. Echt, gelooft u mij, hij laat dit allemaal niet zomaar over zijn kant gaan.'

De halte nadert. De vrouw staat op.
'Ach chauffeur, doet u mij een plezier en help me even uit de tram. Ik geef mijn boodschappen even aan u mevrouw, zet u die naast de tram? Meneer, u bent een fijne chauffeur. God heeft het beste met u voor. Als u niets verkeerd doet is een plekje in de hemel gegarandeerd hoor. Ik weet het zeker. Zo'n lieve man! Nou, vriendelijk gegroet en een fijne dag verder!'

Hoe het eten van een hotdog had kunnen uitlopen op wilde seks

Gisteren zat ik te eten bij Toko MC. Waarschijnlijk kwam het door het lekkere weer, maar menig terraszitter had 'm om 18.30 uur al aardig zitten. Maar wat er toen binnenkwam aan lallend volk was moeilijk te geloven. Een rood aangelopen kerel met drankwallen tot op z'n knieën en een vrouw die niet meer recht uit haar ogen kon kijken, laat staan lopen. De man vertrok vrij snel naar buiten, waarna de vrouw een oudere man aan een andere tafel begon lastig te vallen. Eerst probeerde ze haar tong in de mond van de man te proppen en toen dat niet lukte duwde ze haar hoofd in zijn kruis. Niet lang daarna smeerde ook deze man 'm naar buiten. De vrouw tolde door de ruimte, sloeg dubbel tegen de bar en landde uiteindelijk op een bank, waarna ze in slaap dreigde te vallen. Toen het personeel haar naar een taxi begeleidde, keerde de rust weder.

Deze situatie deed me denken aan een incident van enkele jaren geleden. Ik was wezen stappen in Utrecht en kwam met de nachttrein aan in Amsterdam. Nu is het CS 's nachts hermetisch afgesloten, op één uitgang na. Hier staat - heel strategisch - pontificaal een hotdogkraam die inspeelt op de broodnodige behoefte van de nachtelijke reizigers. Zo stond ik dus een broodje hotdog te nuttigen, toen er naast mij een vrouw opdook.

'Hoe kom je daaraan?', vroeg de vrouw, die ik zo'n 55 jaar schatte. Ze droeg een sexy bedoelde outfit met veel soorten dierenprint. Het platinablonde, kapotgepermanente haar had uitgroei. De lipstick was in de lijntjes rond haar mond gelopen en ook haar oogmake-up hing uit het lood. 'Kijk eens naast je?', zei ik tegen de vrouw, terwijl ik naar de hotdogkraam knikte. 'O, maar dat ken ik niet betalen hoor'. Ik bood haar mijn laatste stuk hotdog aan, dat ze gretig uit mijn handen trok. 'Waar zijn we hier ergens?', vroeg de vrouw. 'Bij het Centraal Station, waar moet je heen?' 'Naar Noord. Met de pont.' Nu stond mijn fiets toevallig aan de achterkant van het station, dus ik zei: 'Kom, geef me een arm, dan loop ik met je mee. Ik moet ook die kant op.'

Zo slingerden we samen onder het spoor door, waar ze me prompt stilhield. 'Wat ben jij eigenlijk lief!' Ja ja, kom, loop door, sputterde ik. 'Nee echt, kom hier.' Haar hand gleed richting mijn kruis en de hotdogrestjes op haar gezicht zaten ineens op dat van mij. 'Je mag wel bij mij blijven slapen hoor. Je bent liehiehief!', lalde de vrouw in mijn oor. 'Sorry, ik ben homo. Aan mij heb je dus sowieso niks vanavond.' Oké, misschien een slap excuus om me achter te verschuilen. Ze nam er dan ook geen genoegen mee. 'Geeft niks, ik bekeer je wel!', en ze duwde zich tegen me aan. Ik pakte haar weer stevig bij de arm en we marcheerden verder. 'Mooi niet. Jij gaat naar jouw huis en ik ga naar mijn huis.'

Terwijl de vrouw al dreinend achter me aan slenterde, kwam het platform met de pontjes in zicht. 'Kijk, daar is het. Mijn fiets staat hier. Succes verder hè?' 'Hé, niet weggaan! Ah toe!' 'Jawel. Niet in het water vallen hè?' Terwijl ik die laatste woorden uitsprak dacht ik: als ik haar maar niet op ideeën breng. Nadat ik m'n fiets had losgekoppeld ging ik toch maar even kijken. Er zaten drie dronken meiden op een rij en verder stond er alleen de tas van de vrouw. Het zou toch niet... Ik vroeg of ze een blonde vrouw hadden gezien. 'O, dat oude wijf. Die is even pissen. Wij letten op haar tas.'

In de verte hoorde ik haar gillen: 'Is dat die leuke jongen weer? Vraag hem zijn telefoonnummer! Ik móet met hem bellen!' Het nummer dat ik heb gegeven klopte, op een haar na.

zondag 10 april 2011

25 jaar Live To Tell, 25 jaar Madonna-fan



Het is precies 25 jaar geleden dat ik van mijn spaargeld mijn eerste radio-cassetterecorder kocht. Het was een mono-gevalletje van niks met maar één speaker, maar ik was als een kind zo blij met My First Samsung. Er ging een wereld voor me open toen ik de radiozenders ontdekte. Het duurde niet lang voor ik de Top 40 uit mijn hoofd kende en al snel stelde ik mijn eigen hitlijsten samen.

Precies 25 jaar geleden is het ook, dat Live To Tell van Madonna opdook in de hitlijsten. Het is nog altijd een van mijn favoriete Madonna-tracks, deze typische jarentachtigballad van epische proporties. Ik was voornamelijk onder de indruk van het feit dat Madonna in de bijbehorende video de verpersoonlijking was van ultieme glamour. Wat vond ik haar er fantastisch uitzien. Het door de zon aangeraakte haar perfect in de krul, een klassiek gezicht met Zuid-Europeaanse trekken en haar simpele doch geraffineerde bloemetjesjurk. Zelfs op mijn elfde zag ik al dat Madonna een voorbeeld was van pure stijl en klasse. Alles klopte gewoon.

Twee maanden later kwam Madonna met een nieuw lied voorbij op mijn transistor. Papa Don't Preach had een intro van klassiek vioolspel, waarna zich een persoonlijk drama ontvouwde over het al dan niet aborteren van haar ongeboren kind. Dat laatste las ik in de Hitkrant, want mijn Engels was destijds van zulke belabberde kwaliteit dat ik heel lang een beetje 'Budaweeho my my!' deed, waar Madonna 'But I made up my mind' zong. Maar ik was hooked. In de video had ze namelijk én een strakke zwarte bustier met Alexis-haar, én een eenvoudige wortelspijkerbroek waarbij ze het haar in een sluike coupe droeg. Een vrouw met vele gezichten...



Toen kwam True Blue. De video was een fifties-pastiche waarin Madonna te zien was met haar beste vriendinnen (dat dacht ik destijds). Haar haar in een suikerspin, felblauwe make-up, Madonna liggend op een diner-counter of zittend achter het stuur van een Amerikaanse slee: ze nam me mee naar een wereld vol vergane James Dean & Marilyn Monroe-glorie. Pure romantiek vond ik het.



Intussen had ik ook het concept 'album' ontdekt. Dat een artiest eerst een single uitbrengt, vervolgens een plaat met tien of elf liedjes en daar in ongeveer een jaar tijd nog drie of vier singles vanaf plukt. Van een klasgenootje had ik een cassettebandje van het True Blue-album gekopieerd. Het grote raden van de vierde single was begonnen. En ik had het goed! Wat ik dan weer niet had voorspeld was het kinky gehalte van Open Your Heart. Nog altijd was Madonna classy, deze keer zelfs met een prachtige zwarte pruik. Maar dat ze een soort van hoer speelde in een peepshow? Dat vond ik raar en spannend tegelijk.



Aan het einde van het jaar kwam uiteraard ook het jaaroverzicht op de radio. Ze stonden er allemaal in, de vier Madonna-hits die ik inmiddels fonetisch meezong. Maar hè? Wat was dat nou? Helemaal in het begin van 1986 bleek de platenmaatschappij Borderline opnieuw te hebben uitgebracht, om het succes van Madonna's First Album nog wat uit te melken. En ook dat nummer had een plek in de eindejaarslijst. Toen die lijst vervolgens ook nog eens op tv werd uitgezonden, en Borderline één van de uitgezonden hits bleek, viel mijn mond zeker een minuut of anderhalf open van pure verbazing.

WAS DEZE PUNKSLOERIE DIE KLASSIEKE SCHOONHEID SLASH MIJN ONTDEKKING, MADONNA?

Ik was verbaasd, confuus en opgewonden tegelijk. Want hoe bestond het dat die mooie mevrouw in die bloemetjesjurk, die wortelspijkerbroek, met die suikerspin en die zwarte pruik nog geen jaar daarvoor zo'n ordinair meisje was? Dat al kauwgomkauwend jongens van zich afduwde, met drie kleuren uitgroei, in versleten spijkergoed en met gescheurde panty's, volledig behangen met kruizen, kettingen en rinkelende armbanden?



Vanaf dat moment was ik fan. Geobsedeerd begon ik alles over Madonna te verzamelen en gaandeweg kwam ik erachter dat ze dus al tig hits had gescoord, met Like a Virgin als ondeugend hoogtepunt. Al gauw had ik mijn tienerkamer volhangen met Madonna-posters. De linkermuur reserveerde ik voor de Madonna zoals ik haar had leren kennen, op de rechtermuur kwam slet-Madonna te hangen. Mijn zusjes maakte ik wijs dat het om twee volstrekt verschillende persoonlijkheden ging, wat ik destijds ontzettend grappig vond. Kinderhumor.

De liefde voor Madonna groeide en groeide. Mijn eerste officieel in een winkel gekochte cassettebandje was het remixproject You Can Dance. Op school wisselde ik wederwaardigheden uit met de meiden uit mijn klas over Madonna's huwelijk met Sjon Penn. Over haar Who's That Girl-tour die ook Nederland aandeed, maar waar niemand naar toe mocht. Wat later niet erg was, 'want ze zong toch hartstikke vals.' En ze deed niet eens I Know It, wat toen om de een of andere vage reden mijn favoriete Madonna-track was.

Ergens in het archief ligt nog een verzameling Madonna-posters en -plaatjes. Leuke anekdote hierbij is dat de Wehkamp-catalogus in 1987 volstond met foto's van interieurs met bureaus, met daarop een multomap met Madonna-cover. En hoe minuscuul ook: ik heb ál die plaatjes uit de Wehkampgids, die dus allemaal hetzelfde waren, uitgeknipt en veiliggesteld voor mijn verzameling. Datzelfde gold ook voor de True Blue-dekbedhoes die in dezelfde catalogus menig tienerbed sierde. Ik zei het al: volkomen geobsedeerd.

Inmiddels heb ik Madonna vier keer live gezien. In 2001 trokken we met een groep van zes man naar Parijs, want het zou zomaar eens de allerlaatste tour kunnen zijn geweest, dachten we toen. Drie jaar later ging ik speciaal voor Madge naar New York, maar de laatste twee shows heb ik gewoon in Amsterdam bekeken.

Tot ongeveer een jaar of vijf geleden is Madonna me keer op keer blijven verbazen. Daarna gaf ze me het gevoel de feeling met de tijdgeest een beetje kwijt te zijn. Haar laatste creatieve piek behaalde ze wat mij betreft met Hung Up, dat in al zijn geniale eenvoud nog één keer liet zien waarom ik ook alweer fan was. Het was diezelfde geraffineerde klasse waarbij alles weer eens klopte.

Ook eerder viel het me op dat Madonna haar focus kwijt was. Het vorige hoogtepunt lag bij Music, waar ze zich ontpopte als cyberdiva met Amerikaanse roots. Met Don't Tell Me als ultiem hoogtepunt. Daarna ging het mis: American Life was een potsierlijk album met kinderachtige raps. Nothing Fails, een prachtige ballad, maar compleet kapotgeproduceerd. De ene dag hing ze het morele geweten van Amerika uit in haar militante legeroutfit, de dag erna las ze vanachter haar leesbril voor uit haar zelfgeschreven kinderboek, in een malle jurk. Om van dat vreselijke Britney-duet en later die tongzoen maar te zwijgen...

Met Hung Up kwam die focus dus heel even weer bovendrijven. Ben heel benieuwd of haar dat nog een keer gaat lukken. Voor zolang het duurt:

I have a tale to tell
Sometimes it gets so hard to hide it well
I was not ready for the fall
Too blind to see the writing on the wall

A man can tell a thousand lies
I've learned my lesson well
Hope I live to tell
The secret I have learned, 'till then
It will burn inside of me

I know where beauty lives
I've seen it once, I know the warm she gives
The light that you could never see
It shines inside, you can't take that from me

The truth is never far behind
You kept it hidden well
If I live to tell
The secret I knew then
Will I ever have the chance again

If I ran away, I'd never have the strength
To go very far
How could they hear the beating of my heart
Will it grow cold
The secret that I hide, will I grow old
How would they hear
When would they learn
How would they know

dinsdag 5 april 2011

Information overload

Tot zo'n vijf jaar geleden hadden we hier thuis twee kranten, het Parool en de Volkskrant. Die las ik elke dag. Niet alles, maar wel zoveel dat ik er een uur of langer mee zoet was. Dan waren er nog abonnementen op de VPRO Gids en later Hollands Diep, het Britse muziekblad Q plus de Amerikaanse bladen Paper en Vanity Fair. Verder kocht ik veel magazines los, van Linda (guilty pleasure) tot Vrij Nederland en van V magazine tot W. Inmiddels zijn daar alleen Volkskrant, Q en de tv-gids nog van over. Voor zover het papier.

Of nee, toch niet. Want sinds een jaar of zes heb ik het lezen van boeken herontdekt. Nederlandse literatuur van Charlotte Mutsaers en Arnon Grunberg. De vuistdikke romans van Haruki Murakami. Bakkenvol non-fictie zoals De Prooi. De humoristische schrijfsels van David Sedaris en autobiografieën van Joan Rivers tot Bill Clinton. Kijkboeken vol Amsterdamse architectuur, Pop Art of de ondergelopen wijken van New Orleans. Er komt werkelijk geen eind aan.

In de kast een serie dvd's met het hele oeuvre van Michiel van Erp, nog in plastic. Zes seizoenen Soprano's, onbekeken. Mad Men? Nooit aan begonnen. Wel kijken we naar The Wire, Modern Family, Nurse Jackie, True Blood, Diary of a Call Girl, Bloedverwanten en Adam en Eva, Twin Peaks, Dynasty, Dexter en Six Feet Under (dit is slechts een kleine greep). Fijn, al die dvd's. Maar dan hebben we ook nog een harddiskrecorder vol afleveringen van Glamourland, Air Crash Investigation, pulptv als Oh Oh Tirol en Gooise meisjes in de jungle en films als The Reader en One Flew Over The Cuckoo's Nest.

Films! Films! Een onuitputtelijk on demandmenu zorgt ervoor dat ik me continu schuldig voel dat ik alweer een jaar of tien zo'n beetje alle arthousefilms links laat liggen. Waar ik vroeger trouw aanschoof in Kriterion om naar zwaar verantwoorde internationale cinema te kijken, mis ik nu zelfs de blockbusters. Ja, Black Swan heb ik gezien, in een zaal vol popcornvretende bontkraagjes. Werd gek van het geknaag om me heen. Op het verlanglijstje staan onder andere The King's Speech en The Fighter, maar het komt er gewoon niet van. On demand kijken dan maar? Of naar de gedownloade docu's en films op de externe harde schijf? Ja leuk! Maar wanneer dan?

Want er is ook nog toneel. Aan het begin van elk theaterseizoen stel ik altijd een compleet programma samen dat bestaat uit vertaalde klassiekers van Toneelgroep Amsterdam en absurditeiten van toneelgroep Carver tot cabaretvoorstellingen van Marc-Marie Huijbrechts en Ronald Goedemondt. Nu is die laatste steevast uitverkocht en vangen we bot, maar tot voor een paar jaar stond zo'n beetje iedere twee weken een avondje theater op het programma. Gelukkig kom je daar nauwelijks popcornvreters tegen, maar vaak is het toch nog stressen. Een race tegen de klok omdat zo'n voorstelling vaak al om acht uur begint. Een garderobe die zo is ingericht dat je continu in je nek gerocheld word door uit hun bek meurende theaterbejaarden (en daar zijn er véél van!).

Popconcerten. Ook zoiets waar ik liever niet op bezuinig. Als een Grace Jones of een Robyn in Amsterdam komt optreden móet ik erbij zijn. Net als honderden anderen trouwens, dus ergens ontspannen naar luisteren is er vaak niet bij. Bovendien is het gros van het publiek zo hondsbrutaal dat het er dwars doorheen tettert, ook al is het verstild akoestisch gitaargetokkel in de bovenzaal van Paradiso. En daar weiger ik me nog aan te ergeren of geld aan te verspillen.

De allerergste information overload dringt zich aan je op via internet. Voor al het bovenstaande geldt: je kunt overwegen je erin te storten, of niet. Een boek kun je wegleggen, de tv kan uit. Maar met internet en mobiel ligt het net even anders... Zodra je wakker wordt begint het al: zoveel oproepen gemist, zoveel sms-berichten binnen, Whatsapp zegt +4, Facebook schiet voorbij over je scherm, er zijn nieuwe @replies op Twitter en wie weet wie en wat zich er achter de Direct Messages verscholen houdt.

En zo gaat het de hele dag door. Floep, daar licht je iPhonescherm weer op. 'Hoe was het gisteren?' Als je niet reageert kon dat zomaar verkeerd worden uitgelegd. Plop, een tweet met een link naar een blog. Even lezen. Iemand twittert een foto van een punt appeltaart of een zak m&m's. Goh, toch even door de rest van de uploads scrollen. Tik tik! Facebook-chat staat per ongeluk aan. 'What's up?' 'Mwaaaah, druk!' Waarmee dan? Ja, met het begeleiden van al die verschillende informatiestromen. Ffffoep! Een uitnodiging via de mail: bekijk dit-en-dat via Uitzendinggemist.nl. In de tussentijd barst er een discussie los tussen ex-collega's over het nut van vrouwenbladen. Toch even meelurken, wie weet kan ik nog een duit in het zakje doen. Updates 'liken' op Facebook zodat je in ieder geval op de hoogte wordt gehouden van comments die volgen.

Al chattend, mailend en viberend probeer ik tussendoor ook nog een aantal blogs bij te houden. Dlisted voor de celebrity smut, Pitchfork, Hardcandy, Stereogum en nog een aantal blogs voor de muziek. Vakmatig lees ik Emerce, MarketingFacts, Villamedia en Distrifood (ook slechts een greep). Om me te ergeren speur ik Telegraaf.nl af naar Tokkie-reacties. En dan moet ik zelf ook nog overal op reageren, over bloggen, naar kijken, een mening over hebben, en dat weer 'in real life' delen met de collega's die in 3D om me heen zitten.

Het is een kwestie van continu keuzes maken. Wat nu, wat straks? Wat wel lezen, wat niet bekijken? Waar wel op ingaan, en waar niet? Want in de tussentijd heb ik ook nog een relatie, familie en een sociaal leven met nog meer van die echte 3D-vrienden en -kennissen, die ik overigens deels ken of weer heb teruggevonden via Facebook en Twitter. Die best even hun smartphone mogen checken als ze op bezoek zijn. Of een ongelezen krant van tafel pakken om in te bladeren. Van wie ik toch al ergens heb gelezen wat ze die dag gedaan, gelezen of gezien hebben, dus dat praat meteen een stuk makkelijker. O ja, en dan werk ik ook nog min of meer fulltime, plus dat ik daardoor ook nog alles wat in Winq en Adformatie staat moet zien te lezen.

Terwijl ik dit zo zit te tikken denk ik terug aan onze vakantie in Thailand. We werden wakker met het ruisen van de zee als achtergrondmuziek. De hele dag geen kranten, geen tv. Geen twitter om te F5-en, al was er supersnelle wifi. Niet hysterisch alle albums van de Human League downloaden omdat ik te lui ben om ze één etage hoger uit de kast te pakken. Geen interviews van zes pagina's met politici die we over drie jaar toch alweer vergeten zijn. Geen digitale herrie, geen woordendiarree. Niemand die je lastig valt via wat voor kanaal dan ook, want je bent weg, weg, weg.

Hoewel ik haast iedere dag interessante mensen ontmoet, dingen lees waarvan ik 'oooohhhh' wil denken, graag op de hoogte blijf en al tikkend aan dit stuk minstens vijf keer op Twitter heb gekeken, denk ik heel af en toe wel eens: ik wil alleen die zee. Dat is genoeg.

maandag 4 april 2011

De homodocent

Op de lagere school had ik een docent, een meester zoals wij hem noemden, die voor dorpse begrippen een tikje flamboyant was. En dat is nog zacht uitgedrukt. De meester, we zullen 'm voor het gemak maar even Gerrit noemen want zo heette hij nou eenmaal, had het uiterlijk van een teddybeer. Een forse buik, een bolle toet, een volle berenbaard en een guitige oogopslag. Met die oogopslag kon Gerrit diverse kunstjes. Als je hem op een willekeurig moment recht aankeek, sprong z'n gezicht in een grimas en gaf hij je een vet aangezette knipoog. Vertelde je iets dat Gerrit oninteressant vond, dan zag je dat aan het wegdraaien van zijn ogen.

Maar Gerrit kon meer dan kunstjes met zijn gezicht. Gerrit was namelijk hyper-, über-, megamuzikaal. Zo regelde hij muziekles voor alle leerlingen die niet bij hem in de klas zaten. Op een bepaald uur in de week kwam Gerrit dan binnenfladderen. Hij toverde zijn blokfluit tevoorschijn en leerde ons de meest onmogelijke oud-Hollandse liedjes. 'Daar was een wuf dat spon'. 'Ik ben de herder welgemoed die de koeien op zijn weide hoedt.' Waar de leerlingen bedremmeld meemurmelden, zong Gerrit voor, uit volle borst! Een ander spelletje dat Gerrit graag met de leerlingen mocht uithalen, was het zingen van canons. Dan verdeelde hij de klas in tweeën en moesten we meerstemmig aan de slag met het Deense 'Rosen Fra Fuun' of toonladders tegen elkaar in zingen.

Dan was er het volksdansen. Tijdens oudermiddagen hoste Gerrit in een boerenkiel over het schoolplein, met een sliert kinderen in zijn kielzog: alsof hij de rattenvanger van Hamelen himself was. Stilzitten kon Gerrit ook. Zo vertelde hij het verhaal van The Sound of Music als een wekelijks feuilleton. Het heeft zeker een maand of negen geduurd voor de Von Trapps de Alpen overstaken, en in de tussentijd vermaakte hij ons met do-re-mi en andere liedjes uit de film. Die ik nog steeds niet uit mijn kop krijg.

Het was een schijtdorpje van niks waar ik op school zat. Gerrit was dan ook 'the only gay in the village'. Als negenjarig jongetje kon ik moeilijk beredeneren waarom, maar bij het huwelijk met zijn al even op een beer lijkende vrouw heb ik me nooit iets kunnen voorstellen. Of het huwelijk stand heeft gehouden? Geen idee. Maar op Hyves ziet Gerrit er erg blij uit in z'n hippe neonkleurige tanktop, z'n zilveren armband en z'n glimketting. Of Gerrit écht gay was, weet ik natuurlijk niet. Maar hij zorgde voor tralala in een duffe omgeving en dat vind ik achteraf erg grappig.

woensdag 30 maart 2011

Freak like me - zal ik me opgeven?

BBC3 zendt een serie uit waarin mensen zich van hun meest intieme kant laten zien. En het gaat niet eens over seks. Nee, in Freak Like Me komen rare gewoontes en gebruiken aan bod. Zo was er een stel dat elkaars vingernagels eet. Een jongen die vuilnisbakken inspecteerde op voedsel en dat opat. Een meisje dat een glas water een dag liet staan en het pas dronk als er een laagje stof op zat. Een man die zich volledig uitkleedde als hij naar de wc ging. Of deze kerel:



BNN zendt het programma nu ook uit en is op zoek naar Nederlandse kandidaten voor een eigen versie. Natuurlijk ga je dan nadenken of je zelf over dergelijke idiote gewoontes beschikt. Ik kon er niet één verzinnen. Die ik met de mensen zou willen delen althans. Maar hoe dieper ik nadacht, hoe meer ik er tegenkwam. Dit is de leukste.

Heel lang heb ik gedaan alsof ik gefilmd werd. Wanneer ik alleen thuis was, werd ik me ineens heel erg bewust van een fictieve camera, die me observeerde. Elke handeling en houding werd geregistreerd, dus daar gedroeg ik me dan ook naar. Af en toe wendde ik me dan tot die denkbeeldige camera en gaf ik uitleg over wat ik deed of waar ik aan dacht. Voor de tv, met een hand onder de kin om de woorden kracht bij te zetten, met het hoofd een beetje schuin naar links: 'Ik vind dat die panda dat heel knap doet, met die bamboe. Interessant, hoe hij zijn eten met beide handen vasthoudt.' Waarop een instemmend knikken volgde.

Liep ik naar de keuken, dan ging dat theatraal. Ik speelde dat ik mank was vanwege een ernstig auto-ongeluk. Of dat ik over een catwalk liep om de laatste mannenmode te showen. Eenmaal in de keuken pakte ik weer de camera en zei ik dingen als: 'Ik ben een tikje nerveus. Madonna komt zodadelijk op visite. Nu weet ik dat zij geen vlees eet, dus zal ik een ei voor haar bakken.' Waarop ik wederom heel theatraal de koelkast openzwaaide, een ei pakte en in een pannetje deed met de mededeling: 'Koken is wellicht verstandiger. Madonna eet vast geen bak- en braadproducten.'

Ik heb me destijds nooit opgegeven voor Big Brother, maar heel even hebben we serieus overwogen om het programma op gezette tijden bij ons thuis na te spelen. Iedere dinsdagavond zouden we een stuk of twaalf mensen uitnodigen, die dan vanaf twee rijen stoelen konden volgen wat er bij ons thuis gebeurde. Dat zou per definitie dramatische situaties opleveren. Ik, die de krant las. Mijn vriend, die vanaf de bank naar de tv schreeuwde. Ik, die daar weer op reageerde. Niet als mezelf, maar op de theatrale wijze die ik mezelf aanmat wanneer ik zogenaamd gefilmd werd. Het is er gek genoeg nooit van gekomen.

Net doen alsof ik gefilmd word. Het is alweer jaren geleden, de laatste keer kan ik mezelf niet eens herinneren. Misschien wordt het tijd voor een experiment. Als ik het nog kan, geef ik me op voor de Nederlandse Freak Like Me.

zaterdag 19 maart 2011

Parken en pleinen

Vandaag wil ik het hebben over de pleinen in Amsterdam. Die zijn er namelijk bijna niet. Niet in de zin van grotestadsplein zoals we die kennen in steden als Brussel of Barcelona, met aan vier kanten huizen en een betegeld hart, liefst voorzien van terrassen. Ja, we hebben het Leidseplein en het Thorbeckeplein, maar daarvoor moet je maar net in de stemming zijn.

We maken een rondje door de stad, te beginnen op het Waterlooplein. Dit is in wezen niet meer dan een kaalgeslagen vierkant, dat overdag nog enigzins dragelijk is vanwege de markt. Het had dan ook beter WaterlooMARKT kunnen heten. Even verderop ligt het Frederiksplein. Dat is net als het daarnaast gelegen Weteringcircuit een verkeersknooppunt. FrederiksCIRCUIT had me daarom niet gek geleken.

Het allerergst is het Museumplein. Dit is een enorme vlakte middenin de stad. Best mooi, als er gras groeit, maar noem het dan MuseumVELD. Of MuseumVLAKTE, want gras en de gemeente Amsterdam: dat gaat niet goed samen. Overigens is er ook een Amstelveld in de stad, dat gek genoeg volledig bestraat is. Geen sprietje gras te zien. Het AmstelPLEIN dus. Net als de Noordermarkt. Dat is ook een plein. NoorderPLEIN, als ik zou mogen kiezen.

We gaan verder naar het Raamplein, dat al jaren fungeert als parkeerplaats: de naam plein totaal onwaardig. Met een sprong belanden we op het Alexanderplein. Een grote poort moet de trambaankruising die het plein eigenlijk is nog enige allure geven. Ik heb medelijden met het Alexanderplein en noem het dus liefkozend AlexanderPLATZ, naar z'n Berlijnse voorbeeld van typisch Oost-Duitse schoonheid (ja, soms vind ik lelijk gewoon mooi!).

Struikelend vervolgen we onze weg, over de onmogelijke keitjes op de Dam. Vorig jaar mei lazerde Beatrix nog bijna van haar hakken toen ze het op een lopen moest zetten tijdens het Damschreeuw-incident. De Dam lijkt in alles nog het meest op een plein, maar toch mijd ik deze plek vanwege die onbegaanbaarheid. Zelf woon ik vlakbij het Rietlandpark. Nee, ik weet dat dat geen plein is, maar het is zeker ook geen park! Het is wederom een hectisch verkeersknooppunt waar twee tramlijnen, zo'n beetje alle spoorlijnen en het autoverkeer vanuit de Piet Hein-tunnel samenkomen. Het enige parkachtige bevindt zich op ooghoogte: een in basaltblokken verpakt grasveld met her en der een populier er overheen gedrapeerd. Dit is geen park, maar kunstmatig vormgegeven nepnatuur in het RietlandKNOOPPUNT.

We eindigen onze barre pleinentocht op het Rembrandtplein. Ook hier ligt sinds kort een grasmat te verpieteren. Het is werkelijk te treurig voor woorden als je ziet wat hier gebeurd is. Het plein had al nooit een hart, maar nu er een grote modderbak van is gemaakt lopen zelfs toeristen er met een boog omheen. Het had de Grote Markt van Amsterdam kunnen worden, maar nu zitten we opgescheept met een halfbakken RembrandtPLANTSOEN.

woensdag 16 maart 2011

Playlist: Terence Trent d'Arby



'Sweetheart, listen,' sprak hij zacht, doch dwingend. Het waren z'n allereerste woorden. Ik hapte meteen toe. Nog voor hij zich van z'n parlando intro had gekweten was ik verkocht. Terence Trent d'Arby was mijn eerste echte muzikale ontdekking.

De bovenste woorden zijn afkomstig van If You Let Me Stay, de eerste single van een in 1987 volstrekt onbekende zanger. Maar wat had ie een prachtige geslepen soulstem, die het ene moment suikerzoet klonk en het volgende hees en rauw. If You Let Me Stay was een song in de oude soultraditie, compleet met koortjes en scheurende instrumenten. Daarna volgden klassiekers als Wishing Well (met die gortdroge fluit na het refrein, of wat was het!), het aanstekelijke Dance Little Sister en Sign Your Name, een ballad die 24 jaar na dato nog altijd even fris klinkt.





Terence was met z'n strakke jeans, dito hemdje, leren jack en alpinopet een stijlicoon. Ook droeg hij pakken met bolerojasjes, iets waar ik ook nog een tijdje in gelopen heb. Z'n lange haar in vlechtjes, nu en dan samengebonden in een staart. Verder had Terence een body om jaloers op te zijn en in iedere videoclip een ander schatje. Vaak was dat een meisje met een jarentachtigbob, zo eentje waarvan we toen vonden dat dat tuttig stond. Maar terugkijkend denk ik: wow, stijl en klasse! Tot besluit kon Terence ook nog eens waanzinnig dansen en speelde hij piano, gitaar, saxofoon, gewoon alles wat je hem in z'n handen duwde.

Terence was goooeeeed! Z'n debuutalbum was mijn allereerste muziekaanschaf ever. Het cassettebandje ligt nu ergens versleten in een doos. Z'n tapes heb ik natuurlijk allang vervangen door cd's en nog altijd is hij een prominente gast op mijn iPod.

Wat alleen zo jammer was: al in het begin van z'n carrière werd Terence zo gigantisch bejubeld dat ie naast z'n schoenen ging lopen. Tegen iedereen die het wilde horen (of niet) riep hij hoe goed hij was. Z'n volgende album zou een ultiem meesterwerk worden waar helemaal niemand meer omheen kon. Hij noemde dat album Neither Fish Nor Flesh, en dat was een titel die de lading volledig dekte. Inderdaad: een paar lekkere tracks, maar verder was het een overgeproduceerde janboel zonder kop of staart. Ja, hij bespeelde weer zo'n beetje alle instrumenten zelf, van saxofoon tot kazoo, timpani of sitar. En zingen kon ie ook nog. Maar ik vond er niet veel meer aan...

Er volgde nog een aantal middelmatige albums, waarna Terence zijn naam veranderde in Sananda Maitreya. Hij maakt nog steeds muziek, maar niets kan tippen aan dat veelbelovende debuutalbum, Introducing The Hardline, According To Terence Trent D'Arby. En die draai ik dus nog steeds, want het is een van de beste albums in m'n collectie.

dinsdag 15 maart 2011

Als god innerlijk belangrijk vond, dan had hij ons wel binnenstebuiten geschapen

Echte schoonheid zit van binnen, zegt men. Onzin natuurlijk. Het gezegde luidt niet voor niets: 'Als god innerlijk belangrijk vond, dan had hij ons wel binnenstebuiten geschapen.' Of je het leuk vindt of niet: in eerste instantie gaat het altijd om de buitenkant. Al-tijd. Om een bekende oneliner van Marijke Helwegen te citeren: 'You'll never get a second chance to make a first impression.' Of dat in haar geval een aanbeveling is? Ik denk van niet. Maar wat ze duidelijk probeert te maken: het uiterlijk is het eerste dat je van iemand ziet.

En daarom is iedereen onzeker over zijn eigen uiterlijk. Ook de mensen die zeggen van niet. Ik weet zeker dat er mensen zijn die zichzelf ongelofelijk knap vinden en ongegeneerd op zichzelf geilen als ze in de spiegel kijken. Maar ook die mensen worden ouder en vrezen de eerste rimpels en verzakkingen. Gelukkig valt er een hoop te verdoezelen met kleding en eventueel make-up. Maar soms gaat het ook gruwelijk mis. En daar moet ik dan weer erg om lachen, hoe gemeen dat soms ook is.

Even met de billen bloot. Toen ik tijdens mijn middelbareschooltijd m'n mat had laten permanenten, tekenden mijn klasgenootjes een raket op het schoolbord met een afropruik erboven. Die raket was mijn neus. Nu had ik mezelf nog nooit en profiel bekeken (wie doet dat nou op z'n veertiende? Trouwens, je kunt je ook afvragen: wie permanent er nou zijn mat op z'n veertiende? Of: waarom hééft iemand überhaupt een mat?) maar bij thuiskomst ging ik aan de slag met twee spiegels. En verdomd. Ik had een veel te grote neus. Later bleek die neus juist een asset te zijn (achter mij in de Albert Heijn, drie gniffelende Duitse meisjes: 'An der Nase eines Mannes...', ja ja), maar ik was voor het leven getekend.

Ik besloot toen dat mijn gebrek voldoende reden gaf om andere mensen te mogen uitlachen vanwege hun onvolkomenheden. En dan niet iemand die kaal is, te dik of gewoon gehandicapt, maar mensen die er alles aan doen hun gebreken te maskeren. En dat dat dan nét niet lukt! Zo kende ik een jongen die licht gaf in de discotheek omdat ie z'n acnéputten dichtkitte met pasta en er daarna een laag pancake overheen poederde. Of een meisje dat er sexy probeerde uit te zien in een gaatjespanty, maar als ze ging zitten leek ze net een rollade. Een dame in een kanten doorkijkgeval, maar wél met een huidkleurige bh eronder. Je zag de mannen uren naar haar tepels zoeken.

Dat zijn de uitzonderingen, maar ook in het gewone straatbeeld valt er genoeg te beleven. Je hebt van die types die hardnekkig aan alle modes willen meedoen. Kleine, korte meisjes die er op hun veel te grote, dikke uggs uitzien alsof ze in een poel drijfzand zijn weggezakt. Eigenlijk iedereen in een te krappe skinnyjeans: zo'n ding doet niets voor je figuur: ben je te dik, dan puil je eruit. Ben je te dun, dan zien je benen eruit als twijgjes. De huidige uilenbrillenmode. Die grote, ronde jarentachtigglazen zorgen voor het verkeerde nerd-effect: niet intelligent, maar onnozel. Puberjongens met een vlassig sikje dat heel stoer uit hun kin piept, maar waar je dwars doorheen kijkt. Of bij volwassenen: die pratende kut haalt Frans Duits ook niet bepaald op.

Vaak vraag ik me af: waarom dóe je dat nou! Een beeldschone vrouw met prachtig lang haar, die het gitzwart verft en er een te korte pony in knipt: weg beauty. Die vettige jongens van The Difference uit X-Factor: ze eten óf elke dag patat, óf ze zijn veganistisch. Die wil je toch gewoon een keer een gezonde maaltijd voorzetten? Kom op! Even uitknijpen die puisten, was je haar eens en trek iets aan dat niet vaal en vormloos is. Zo'n Ben Saunders, die geen maat kan houden met tattoos en ijzerwerk. Nu is het leuk, maar over dertig jaar ziet hij eruit als een verlopen Monet-schilderij dat is opgehangen met roestige spijkers.

Het is gewoon een kwestie van een beetje je best doen. Zorg ervoor dat je lichaam een beetje in vorm is, dat scheelt vaak al de helft. Ga voor de verandering eens naar een goede kapper in plaats van een goedkope. Koop kleren die bij je passen en niet omdat ze toevallig mode zijn. Doe vooral geen dingen 'omdat dat nou eenmaal makkelijk is'. Draai dat om: trek iets leuks aan en zorg dat je je dáár comfortabel in voelt!

Een enerverende iPhone-chat over de Backstreet Boys











donderdag 10 maart 2011

Weird, weirder, weirdest music

Allereerst de beste track van het jaar tot nu toe. Joy Division meets Grace Jones in de personen van Bruno Coviello en de geweldige zangeres Shannon Funchess. Wat een strot heeft dat wijf! Ze komen uit Brooklyn en onlangs verscheen een EP met vier tracks. Dark wave, it is. Waarvan dit dus de beste is. Keihard zetten!



Tweede is Starfucker. In de video een vreemd personage dat willekeurig aan een groep mensen likt. Maar wat zijn het voor mensen: saunagangers? En waarom zijn ze zo chagrijnig?



Nummer drie. Die Antwoord met Rich Bitch. Zangeres Yo-Landi schittert in weer een schitterend kunstwerk van deze Zuid-Afrikaanse supergroep. En ik wil ook een levende wc-rolhouder!



Heb je de bovenste drie video's bekeken, dan valt nummer vier in mijn ogen toch een beetje tegen. Lady Gaga begint in al haar weirdheid een beetje door te slaan naar het onzinnige in plaats van het absurde. Toch valt er nog genoeg te genieten met Born This Way. Wederom volledig ontraadseld door Illuminati-deskundige VigilantCitizen.

Wildplassen met Samantha

Als man heb ik het maar makkelijk. Als je moet plassen, gewoon gulp open en gaan. Nog goed voor de natuur ook, alhoewel... Niet iedereen is even gecharmeerd van een plas in een portiek of tegen een boom, maar het feit dat het kan als de nood het hoogst is: fijn.

Wat dat betreft hebben vrouwen het een stuk lastiger. Zo liep ik alweer jaren geleden met Samantha door Amsterdam. Zo heet ze niet echt, maar het staat wel charmant in de kop: wildplassen met Samantha. Heeft zelfs iets kinky's, iets waarop deze blog binnenkort veel gevonden gaat worden in Google. Hoop ik dan maar.

- Eerst even een anekdote tussendoor: Samantha en ik liepen ooit eens door Utrecht toen zij plotseling moest poepen. Ik wachtte voor het café tot ze klaar was, maar het duurde en duurde... Wat was er aan de hand: het toiletpapier was op. Samantha was met haar broek op de knieën naar het herentoilet gestrompeld, maar wat bleek: het was de bezemkast. En net op dat moment kwamen er mensen binnen. Daar sta je dan, met je ongeveegde damesbillen tussen dweil en bezem. Gelukkig voor Samantha lag daar ook het toiletpapier. Al vond ze het in het donker nog knap lastig... -

Anypee, Samantha en ik liepen dus door Amsterdam. We waren wezen stappen en uit de Exit-bar naar buiten gerold. We waren op weg naar het Centraal Station, op de een of andere manier moest dat via de Nes. En daar hield Samantha het niet meer. 'Ik moet zóóó nóóódig!', kermde ze, daarbij haar dijen stevig tegen elkaar aanknijpend. 'Ik hou het echt niet meer!'

Dan maar een hoekje opzoeken dacht ik, en ik begon mijn jas - zo'n lange, zwarte potloodventers-unit - al open te knopen. Die kon mooi dienen als gordijn. Samantha trok al aan de rits van haar broek toen ze vanuit haar ooghoek een marktkraam spotte. 'Mijn redding!' riep ze en rende naar de kraam, die voor cultureel centrum De Brakke Grond stond opgesteld.

Samantha kroop onder het plastic dat over de kraam was gespannen, ledigde haar blaas en slaakte een zucht van verlichting. Opeens hoorden we nóg een kreet. Onder het andere uiteinde van de kraam was iemand wakker geworden. Grommend krabbelde een aangekoekte zwerver overeind, aan één kant helemaal doorweekt. De Nes liep schuin af, en meneer had het gootje tot rustplaats gekozen.

Intussen bleef Samantha gewoon doorzeiken. 'Ja, zeg, ik ga nou echt niet stoppen! Dat kan ik niet eens! Doe die man weg!' En zo was het dat ik een doornatte zwerver van me af probeerde te houden, terwijl een meter verderop Samantha onder het plastic van een marktkraam al mopperend zat te klateren.

Tja. Soms kan een avond raar lopen.